Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Levensschets van Marcus Bozzaris.Marcus bozzaris, de leonidas van het herboren Griekenland, was afkomstig van een oud geslacht der Soulioten, uitstekend door vaderlandsliefde en dapperheid. Zijn vader, de onverschrokkene kitsos bozzaris, was een dier weinige Soulioten, welke, na de overgave van de bergvesting SouliGa naar voetnoot(*) aan den tiran ali-Pacha van Janina, in 1804, de verraderlijke aanvallen van deszelfs soldaten ontgingen, en de Iönische eilanden bereikten. Van duizend Soulioten van alle jaren en beiderlei sekse, welke met kitsos van Burgareli uittrokken, bleven slechts 55 mannen en ééne vrouw over, en tot dezen behoorde ook kitsos. Hij leefde hierop eenige jaren in Franschen dienst, tot dat de bezitneming der Iönische eilanden door de Engelschen (in 1812) zijnen dood berokkende. Engelsche Agenten, geheime zendelingen van den tiran, met wien Engeland over 't algemeen op den besten voet stond, en hem, tot schande der beschaving en menschelijkheid, de allerlaatste schuilplaats der Grieksche vrijheid, Parga, verkocht, - deze aterlingen haalden hem over, de duurbezworene beloften van den Pacha te vertrouwen, en zich naar Arta te begeven, waar hij in Januarij 1813 vermoord werd. Marcus bozzaris was zijnen vader naar de Iönische eilanden gevolgd, en bragt aldaar zijne jeugd door. In Franschen krijgsdienst oefende hij zijnen arm ten strij- | |
[pagina 117]
| |
de, en zag verlangend naar de bergen van zijn Vaderland, in afwachting dat hij zijn zwaard voor deszelfs vrijheid zou kunnen trekken. De oorlog der Porte, in 1820, tegen den dwingeland van Epirus, die zich onafhankelijk zocht te maken, gevoerd, riep de gevlugte Soulioten tegen hunnen ouden, wreeden vijand te wapen; zij keerden naar hun Vaderland terug, en ook bozzaris volgde de roepstem van ismaël pacho-Bey, en begaf zich met den kleinen troep der wedergekeerde ballingen uit Souli onder de Turksche banieren, want de verwijderde Despoot te Konstantinopel scheen dragelijker, dan de naburige tiran van Janina. De Soulioten eischten voor hunne hulp geen ander loon, dan het verlof, om met hun bloed de vaderlandsche bergen en het graf hunner ouders en magen, de slagtoffers van ali, te mogen heroveren. - Marcus bozzaris was een man in de kracht van zijn leven, hoog en rijzig als de pijnboom der bergen van Souli, en zijne vlugheid was zoo groot, dat men hem in liederen met den wind vergeleek, die over een korenveld waait, zonder de aren te buigen. Niemand evenaarde hem in het worstelen, schijfwerpen en schermen; en, wanneer hij, met zijne lange vlottende haren, glad geschorene kruin, blaauwe fonkelende oogen, daar op eene klip stond, zou men hem voor eenen zoon dier oude Kureten gehouden hebben, welke deze streken het eerst zouden hebben bevolktGa naar voetnoot(*). Blakende van verlangen, om den dood zijns vaders te wreken, eischte hij voor zijn kleine hoopje eene plaats onder de voorposten des legers, hetwelk Prevesa moest aanvallen. Tevens, om, volgens de oude zeden zijns lands, (even gelijk onze Bataafsche voorouders) vrouw en kind in den strijd achter zich te hebben, deed hij zijne gade, de schoone chryse, en zijne beide kinderen tot zich in 't veld komen. Welk eene verrukking doordrong hem, bij het wederzien van | |
[pagina 118]
| |
zijne vaderlandsche bergen! Hij begroette die met gezangen: want de Natuur had hem met den gespierden heldenarm tevens de bekwaamheid verleend om de lier te hanteren, en, gelijk achilles, bezong hij de daden zijner Vaderen, wanneer hij van eigene heldendaden uitrustte. Maar de goede verstandhouding tusschen ismaël en de Soulioten duurde niet langGa naar voetnoot(*). De sluwe ali merkte zulks, en begon met zijne oude vijanden onderhandelingen aan te knoopen. Reeds begon de geest der vrijheid Griekenland te bezielen, en de Soulioten zouden de eersten zijn, die de banier der onafhankelijkheid midden in het Turksche leger plantten. Marcus bozzaris verzoende zich, ten behoeve van het algemeene belang, even als m. brutus, met den moordenaar zijns vaders, en leverde aan ali zijne zwangere gade en beide kinderen als gijzelaars over. Nog eer het berigt van den Moldavischen opstand de Grieksche kusten bereikt had, stonden de Soulioten onder de banier van het kruis tegenover de Turken. Bozzaris verwijderde zich des nachts uit hun leger, en beklom den berg Paktoras, bij Janina. Toen de dageraad aanbrak, ontstak hij een vreugdevuur, en wekte de Turken met een krijgsgeschrei uit den slaap. Op het onverwachte gezigt van de kruisbanier boven hun hoofd namen zij de vlugt, werden tot Variades vervolgd, en bozzaris vond hier eene nog grootere schaar zijner getrouwen. Hij verrigtte in dezen veldtogt nog vele dappere daden tegen den Bey ismaël en den overwinnaar van ali, chourschid-Pacha. Bij de vijf bronnen, eene dagreis van Janina, sloeg hij vijfduizend Ottomannen op de vlugt, en jaagde hen als kudden geiten voor zich heen; aan chourschid-Pacha ontnam hij zijne Arabische hengsten bij Variades, alwaar | |
[pagina 119]
| |
de Turken op de vlugt sloegen, eer nog het zwaard hen trof. De gevechten bij Kumchades, Arta, Reniassa en Derera, prijken onder zijne zegepralen. Bij Arta (het oude Ambracië) streed hij als een leeuw. Hij was de eerste, die, den 26 November 1821, de Turksche batterijen voor die stad beklom, en in dezelve binnendrong; maar, te zwak zijnde, om die tegen chourschid-Pacha's geheele magt te houden, ontruimde hij die na eenige dagen, en week in de bergen. Tot hiertoe had marcus bozzaris, zoo het heette, als onderbevelhebber van ali-Pacha gestreden. Maar niet hij diende den tiran; de tiran moest dienstbaar worden aan zijne ontwerpen, en de vrijheld van Griekenland was het, voor welke hij zijn leven waagde. Al zijne buit en gevangenen zond hij naar de bergen van Souli, waar thans de vrouwen de zegeteekenen harer mannen op dezelve plantten, en de kinderen zijns Volks Aga's en Beys onder geeselslagen tot den arbeid aandreven. Maar de echtgenoote des helds was niet onder het getal harer zusteren. Met de overige gijzelaars was zij, bij de inneming van Janina, in handen van chourschid gevallen; en bozzaris, door den welverdienden dood van ali-Pacha van alle banden ontslagen, waarmede de harde noodzakelijkheid hem aan den moordenaar zijns vaders geklonken had, snelde, als gezant zijner landgenooten, naar Korinthe, om aan de Grieksche Regering den dienst der dappere Soulioten aan te bieden, en over de uitwisseling der gevangene gijzelaars van Janina te onderhandelen. Nothi bozzaris, oom van marcus, de Nestor der Soulioten, had zijnen neef eenen brief aan de Grieksche Regering medegegeven van den volgenden inhoud: ‘Mijne voorzaten, mijn vader, mijn geliefde broeder zijn voor de zaak gestorven, die ons heden te wapen roept. Zij waren onze voorloopers, dit weet gij, Broeders! want wie heeft niet gehoord van den strijd en het lijden van Souli, dat laatste bolwerk der vrijheid? Doch ik wil thans niet tot u spreken van mijn lijden: het wreedste moet ik thans verduren, doordien mijne | |
[pagina 120]
| |
landgenooten en bloedverwanten in handen der vijanden zijn. Daar ik gehoord heb, dat Engelsche Agenten, de verkoopers van Parga, met ulieden over den losprijs van chourschid-Pacha's veroverden Harem tegen klinkende munt onderhandelen, zonder te spreken van de gijzelaars, die in het kasteel bij Janina in 's Pacha's handen gevallen zijn, zoo moet ik u berigten, dat onze vijanden daardoor tweedragt onder ons zoeken te zaaijen. Let op den strik, die u op deze wijze gelegd wordt! De Soulioten zijn gereed, hun leven te geven voor de vrijheid huns Vaderlands, en zij gaven de hunnen ter prooije aan den tiran, die hen zou vermoord hebben, wanneer hij overwinnaar geweest was. Thans zijn zij, door Gods genadige beschikking, het zwaard hunner beulen ontgaan: moet de wereld eens zeggen, dat de Regering van Griekenland hen verlaten heeft?’ De eenvoudige, opregte toon van dezen brief, ondersteund door de krachtige welsprekendheid van den overbrenger, werkte sterk op de vergaderde Grieksche Regering, en de gijzelaars van Souli werden, zonder uitzondering, in den prijs voor de uitlevering van den gevangen' Harem mede bedongen. Na eenige maanden was de zaak ten einde gebragt, en marcus omhelsde, na eene zoo lange en harde scheiding, zijne geliefde chryse en zijne kinderen weder. Maar zijn jonger broeder was reeds vroeger door den Pacha ter dood gebragt, eer de onderhandeling wegens de lossing van zijnen Harem hem tot eenige toegevendheid voor de gevangenen noodzaakte, en marcus moest tranen van smart met die van de vreugde des wederziens mengenGa naar voetnoot(*). Bij de opening van den nieuwen veldtogt (1822) verzamelde marcus bozzaris in Trisonia, een eiland in de golf van Lepante, vierhonderd dapperen onder zijne vanen, om met hen den oorlog naar Epirus over te | |
[pagina 121]
| |
brengen. Prins maurocordato, die deze onderneming als Dictator moest besturen, landde den 5 Junij 1822 in de nieuwe vesting Missolunghi, en de Graaf normann-ehrenfels, Opperhoofd van zijn' Generalenstaf, vormde twee uitgelezene geregelde krijgsbenden, het eene van Europesche Grieken-vrienden, het andere van Grieken, die in Frankrijk of Rusland den krijgsdienst hadden geleerd. Ondertusschen hielden honderd Soulioten op hunne bergkruinen tegen duizend hunner vijanden stand. In hunne rijen waren grijsaards, vrouwen en kinderen; tegen hen stonden chourschid-Pacha zelf en de bekende Albanees omer vrione; bij de barbaarsche wapenen voegden zij de zoete, verleidelijke taal hunner geheime Bondgenooten, de Engelschen: want deze, Heeren der Iönische eilanden, zonden van daar Agenten op Agenten uit, om de verblinde vrijheidsvrienden uit dat valsche licht in de beschermende schaduw der Hooge Porte terng te brengen. Alles vergeefs. De Soulioten vierden het berigt der komst van maurocordato bij het leger door een' algemeenen aanval op de Turken, en verdreven hen van de hoogten van Kiapha, eene der sterkste bergvestingen van Souli. Niet lang leed het, of bozzaris bragt den zijnen de lang gewenschte hulp. Zijne bende mogt ten hoogste uit 800 man bestaan, maar daaronder was geen enkele lasaard; het waren zonen der bergen, ten oorloge geboren en opgekweekt, tegen alle moeijelijkheden van eenen veldtogt gehard, die den krijg als eene jagtpartij beschouwden. Zoo sloeg hij zich door naar zijne afgesnedene, omsingelde landgenooten, die elken duimbreed gronds aan de ontzettende overmagt der Turken betwistten. Hij sloeg de Turken in de engten van Derera, en hield hier stand, om de verovering der andere vaste punten, vooral die der vijf bronen, af te wachten, zonder welke men niet verder naar Souli kon vooruitdringen. Dan, den 12 Julij drong eene meer dan tienvoudige overmagt op den held in, en drukte hem terug naar Arta. Weinige dagen daarna werden de Grieken-vrienden bij Peta verpletterd, en het verraad | |
[pagina 122]
| |
van eenige Hoofden der Akarnanische Grieken voltooide den ongelukkigen uitslag der onderneming tegen Epirus. De Soulioten, thans van alle hoop op ondersteuning van maurocordato afgesneden, en door de onvermoeide Engelschen met veel ophefs onderrigt van den, zoo 't scheen, gelukkigen veldtogt van chourschid-Pacha in Morea, lieten den moed zakken, sloten den 9 Augustus een verdrag met omer vrione, en werden op Engelsche schepen naar Cephalonia overgebragt. Het scheen wezenlijk, of de Grieksche opstand ten einde liep: chourschid had Akro-Korinthe hernomen, Naupli ontzet, en was in Argolis; de bezetting van Patras stond op het punt zich met hem te vereenigen, toen de Grieksche Opperhoofden, met de onbezwekene standvastigheid onzer Vaderen in 1574, den strijd volhielden, den Turk de levensmiddelen afsneden, hem in kleine gevechten vermoeiden, en eindelijk, met verlies van de keur zijner troepen, den heiligen grond van den Peloponnesus deden ontruimen. In dezen staat van zaken kon marcus bozzaris niets voor zijn Vaderland doen, dan hetzelve beweenen. Want gedurende den veldtogt in den Peloponnesus werd het kleine leger der Grieken in Etolië zeer in het naauw gebragt, en het kwam er slechts op aan, Missolunghi, het bolwerk van westelijk Griekenland, te behouden, waartegen de geheele magt van omer vrione en rutschid-Pacha van alle kanten aanrukte. Na vele gelukkige en ongelukkige strooptogten, gelukte het marcus bozzaris, zich bij Dervendista met maurocordato te vereenigen; en, terwijl deze zich met zijnen kleinen troep in de vesting Missolunghi wierp, hield gene de Turken bij Krionero, aan den berg Aracynthus, den geheelen dag bezig. Deze strijd der zeshonderd van bozzaris, op den 4 November 1822, is een tegenstuk tot het gevecht der Thermopylen. Naar aloud gebruik, wieschen de helden hunne lange haren, en kamden die glad van het voorhoofd naar achteren. Vervolgens leiden zij hun schoonste sieraad aan, even alsof zij naar | |
[pagina 123]
| |
een seest gingen, en wijdden zich onder elkander tot broeders. Een kruis stond in het midden; voor hetzelve wierpen zij zich neder, en een Priester zegende hen. Zij wisselden de wapenen met elkander, reikten elkander de hand, en stonden zoo in ééne linie. Hierop spraken zij deze woorden: ‘Mijn leven is uw leven, mijne ziel uwe ziel.’ De Priester gaf het eerst aan marcus den kus des vredes; dezelve ging van mond tot mond de geheele rij langs, en toen begon de kampstrijd op leven en dood. Van de muren van Missolunghi zag men het vuur der heldenschaar, van des morgens vroeg tot laat in den avond, in de stofwolk des gevechts uitschitteren. In den nacht brandden de wachtvuren der vijanden op het slagveld, en den volgenden morgen trok marcus bozzaris met tweeëntwintig van de zeshonderd Soulioten binnen Missolunghi. Alle de overigen lagen hand in hand uitgestrekt op het slagveld. De verdediging van Missolunghi door maurocordato behoort tot de helderste punten in de geschiedenis van den Griekschen vrijheidsstrijd. De bezetting der plaats was zwak, de vesting in slechten staat, voor krijgsvoorraad en leeftogt slecht gezorgd, de hoop op ontzet onzeker, en althans zeer verwijderd. Verscheidene Officieren drongen bij den Vorst maurocordato aan, de plaats op te geven, en met de zijnen scheep te gaan. Maar hij antwoordde: ‘De inwoners dezer Provincie verdienen wel niet, dat wij ons voor hen opofferen. Maar, wanneer ik mij van hier verwijder, zoo zal zich het geheele Volk van Akarnanië en Etolië aan den vijand onderwerpen, en de horden der Albanezen zullen naar Patras voorttrekken. De Peloponnesus, die reeds genoeg te dragen heeft, zou voor dezen nieuwen aanval bezwijken, en de zaak der Grieksche vrijheid ware dan onherstelbaar verloren. Neen, mijne Vrienden! hier moeten wij sterven.’ Nadat bozzaris in Missolunghi was aangekomen, dacht hij het eerst aan zijne pligten jegens zijne familie, welke reeds vroeger naar deze vesting gevlugt was. Zijne zuster was gehuwd met een' dier verraders, welke de | |
[pagina 124]
| |
kruisbanier schandelijk verlaten, en zich bij de Turken gevoegd hadden. Deze ongelukkige wilde hij niet eer zijne zuster noemen, tot zij plegtig van haren onwaardigen echtgenoot gescheiden was; en zij zelve was eene Souliote, die in staat zou geweest zijn, eenen man om te brengen, die zijn Vaderland kon verraden. De Aartsbisschop van Arta sprak dus de scheiding uit over het paar, hetwelk toch buitendien onherroepelijk gescheiden was; en bozzaris huurde een schip, voor deze zuster, voor zijne geliefde chryse en zijne kinderen, om dezelve naar Italië over te brengen. Want hij wilde het dierbaarste, dat hij op aarde bezat, niet aan de Engelschen toevertrouwen; en de bezetting van Missolunghi was den dood toegewijd. Den 6 November zegende hij zijne vrouw en kinderen, en gaf hun den afscheidskus. Den 7 reeds was Missolunghi ter zee en te lande omsingeld. Het schip vertrok naar Ancona, en - bozzaris zag de zijnen niet weder. Gedurende dit beleg onderscheidde hij zich even zeer door moed als door beleid; en hij was het vooral, die eenen Adjudant van omer vrione, dien hij in persoon kende, door valsche beloften van overgave en afval, gedurig om den tuin leidde, en op deze wijze den wapenstilstand, den Grieken zoo voordeelig, verlengde. Maar toen de Turken, deze list eindelijk merkende, de vijandelijkheden weder begonnen, was het gunstige tijdstip verloopen, en bozzaris bleef overwinnaar in verscheidene kleine gevechten. Ondertusschen kwam er hulp voor de belegeraars uit den thans ontruimden Peloponnesus, en zij waagden op den 6 Januarij 1823 een' beslissenden storm, die echter met de volkomene nederlaag van omer vrione eindigde. Nu sloeg hij op de vlugt. Bozzaris volgde hem, viel bij de moerassen van den Achelous zijne achterhoede aan, en hieuw alles ter neêr, wat zich niet wilde overgeven. Ook een groot gedeelte der bagaadje van omer vrione werd een buit des overwinnaars, die kort daarna door maurocordato tot Stratarch (Legerhoofd) van westelijk Griekenland | |
[pagina 125]
| |
aangesteld, en door het Congres te Astros in die waardigheid bevestigd werd. Maar het gevaar was nog niet voorbij. De verstrooide horden der Barbaren hereenigden zich, en werden door nieuwe ligtingen van Albanezen voor zware soldij versterkt. De held van Missolunghi gaf het Congres van deze toebereidselen kennis, en versterkte intusschen zoo wel die vesting, als het tegenoverliggende eiland Anatoliko in de golf van Lepante, als veilige schuilplaatsen voor de bevolking van Etolië tegen de weder aandringende Turken. De ondervinding staafde zijn vooruitzigt. Omer vrione en jussuf-Pacha drongen in Mei weder voorwaarts naar Missolunghi; doch bozzaris maakte van den naijver tusschen die beide legerhoofden behendig gebruik, tastte laatstgemelden bij Olpe, aan den voet des bergs Sparton, aan, sloeg hem, en veroorzaakte daardoor eenen opstand der Albanezen in jussuf's leger. Zoo groeide de roem van marcus dagelijks aan; de zijnen noemden hem den adelaar van Souli; alles, wat de wapenen dragen kon, schaarde zich onder zijne zegerijke banieren. Eene nieuwe vreugde was hem nog bereid; hij kreeg berigt, dat zijne vrouw, kinderen en zuster te Ancona behouden waren aangekomen, en dat de Zwitsers hun een veilig en eervol verblijf in hunne bergen hadden aangeboden. Vreugdetranen besproeiden de wangen des helds op deze blijmare, en na langen tijd zou hij toen voor het eerst weder de snaren getokkeld, en een lied daarbij gezongen hebben. Daar zat hij dan des nachts bij de wachtvuren; en, wanneer hij zong, wilden zijne Soulioten, hoe vermoeid ook, niet slapen. Want hij zong liederen van Souli, van het Vaderland der dapperen, en, alsof hij reeds een voorgevoel had van den dood, die zijnen naam voor altijd met dien van leonidas zou verbinden, stroomde de naam van dien ouden Griekschen held in deze zwanezangen vaak van zijne lippen Een derde Veldheer, mustaï-Pacha, kwam in Julij met eene groote magt den Achelous af, en drong Etolië binnen. Reeds had hij zich van de bergen van Agrapha meester gemaakt, en verdreef een hoopje volks, onder Hopman sturnaris, van Vrachori. Toen bozzaris berigt van de vorderingen der Turken ontving, snelde hij den Pacha te gemoet. Hij vroeg niet: ‘Hoe sterk - maar: Waar is de vijand?’ Van zegepraal of dood was hij immers zeker! Hij schreef dus, vóór zijn vertrek uit Missolunghi, eenen af- | |
[pagina 126]
| |
scheidsbrief aan de zijnen, en een' anderen aan den Aartsbisschop ignatius, destijds te Pisa. Hij schildert in laatstgemelden den gevaarlijken toéstand van Griekenland, en eindigt met deze woorden: ‘Moge de Goddelijke Voorzienigheid mij kracht en hulp verleenen, om den vijand het hoofd te bieden!’ Bij Karpenitzi ontmoette de heldenschaar van bozzaris de benden der Turken. Den 19 Augustus kwam hij met 450 Soulioten in de engte van den berg Kallidromos aan. Hem volgden buitendien nog 300 jongelingen, die hij in de gebergten van Etolië had aangeworven. Dezen vereenigde hij met de weinige troepen, die de Hoplieden makrys en zongos tegen de Turken hadden aangevoerd, en gelastte hun, de bewegingen des vijands gade te slaan en hem te verontrusten, doch met den nacht allen aanval te doen ophouden, tot dat het sein zou gegeven worden ten algemeenen aanval. Allen gehoorzaamden het bevel van den Stratarch; en, gelijk hongerige adelaars, gereed op draken neer te schieten, stonden in den volgenden nacht vijfentwintighonderd Grieken op hunnen post, en verwachtten ongeduldig het sein ten aanval op een leger van twintigduizend Turken! De Seraskiër was met de voorhoede (8000 man) het naast bij; en bozzaris besloot, deze afdeeling het eerst aan te tasten. Naar de aloude gewoonte zijns Volks, bereidde zich de held door een feestmaal tot den strijd, en riep daarbij de gekroonde heilige Maagd, beschermster van Souli, aan. Hierop baadden zich de krijgslieden in de rivier Kampysos, die van deze bergen in den Achelous valt, en traden vervolgens voor hunnen Veldheer, om deszelfs bevelen te vernemen. Hierop sprak marcus bozzaris de volgende woordenGa naar voetnoot(*): ‘Lieve Broeders en Strijdgenooten! Wie aan jezus christus gelooft, wiens heilige banier voor ons wappert, die bereide zich voor tot overwinning of dood! Vergelijken wij onze magt met die der Barbaren, zoo zijn wij ongetwijfeld de zwaksten; maar uit de maatregelen, die ik genomen heb, moogt gij besluiten, dat, schoon het ons onmogelijk is, derzelve in hun geheel het hoofd te bieden, wij toch in staat zijn, den vijand bij gedeelten aan te grijpen en te verslaan. Dus was mijn plan. Thans zijn wij omsingeld, en er | |
[pagina 127]
| |
blijft ons niets over. dan eenen beslissenden slag te slaan. God heeft ons herwaarts gevoerd. Het Vaderland en de nakomelingschap verwachten van ons een groot voorbeeld. Dezen nacht, mijne Broeders! dezen nacht nog heb ik besloten, onder begunstiging der duisternis, in het leger der vijanden te dringen, zonder één schot te doen. Sabel en dolk zullen onze éénige wapenen zijn, om dood, schrik en verwoesting om ons heen te verspreiden. Het waagstuk is stout, ik gevoel het met fierheid. Ieder van u bedenke het gevaar, en beslisse vrijelijk: want ik begeer voor dezen schoonen strijd slechts mannen, die denzelven waardig zijn.’ Zoo sprak marcus bozzaris, en tweehonderdveertig helden traden voor, en riepen uit éénen mond: ‘Wij gaan met u! God sta ons bij!’ Hij zegende en omhelsde de dapperen, en wendde vervolgens zijne blikken op de Soulioten, die tot hiertoe gezwegen hadden, en thans eerst te voorschijn traden. ‘Neen, mijne Broeders!’ sprak hij tot hen; ‘God heeft elk van ons zijne plaats aangewezen. Gij moet voor ons een vaste ruggesteun zijn. U geef ik de wacht bij de kruisbanier over, en mijn broeder konstantijn zal u geleiden.’ - Thans nam hij het diploma bij hetwelk de Grieksche Regering hem tot Stratarch had benoemd, kuste het eerbiedig, en verscheurde het toen. ‘Ons diploma zullen wij met ons bloed schrijven!’ riep hij. De Turksche voorhoede lag bij het pas bemagtigde vlek Karpenitzi, in eene vlakte, die rondom door wijnbergen en grachten omgeven was. Bozzaris stond een paar uren vandaar, en ging na zonsondergang op marsch. Aan zijne Onderbevelhebbers, de Hoplieden belezes, kara hyskos, tzeguris tsavellas en kitsos, waren hunne stellingen aangewezen, die zij onveranderd moesten bewaren, tot de trompet zich zou doen hooreu. Sternari (vuursteen) was de leus. Bozzaris met zijne uitgelezenen stond alleen, en tegen tien ure riep hij uit: ‘God ziet en geleidt ons!’ Zijne dapperen spraken het na, en togen in een diep stilzwijgen voort. Tegen middernacht was de vijand bereikt. Zijne voorposten werden overrompeld, en in een uur bedekten meer dan vijfhonderd lijken der Barbaren het veld. De vijanden grepen. nog half bedwelmd door den slaap, naar de wapenen. In de eerste verwarring meenden de Turken door de Albanezen in hun eigen leger verraden te zijn, en zij begonnen op dezen te vuren. Dit hoort bozzaris, thans tot het leger | |
[pagina 128]
| |
zelve genaderd, en roept zijnen soldaten toe: ‘Gij hoort het, Broeders! God levert de Ongeloovigen in onze handen. Op! volgt mij!’ Hij is thans tusschen de tenten, roept met luider stemme de Pacha's, en bereikt de tent van den wreeden hago bessiaris, den Onderbevelhebber van den Seraskiër. ‘Beul der Soulioten!’ roept hij, ‘gij zult mij niet ontsnappen.’ Met deze woorden grijpt hij hem bij den baard, en doorboort hem met zijnen dolk. De Pacha sepher werd in zijnen slaap gegrepen, en gevankelijk weggevoerd. Zoo kwam de held alverder tot de tent van mustaï-Pacha, hieuw deszelfs wapendrager met eigene hand ter neder, en had, met de zijnen, reeds zeven Beys voor den drempel des Veldheers in 't stof doen bijten, toen een kogel hem aan den gordel trof. Een Neger, met wiens bloed hij zijne kling niet had willen bezoedelen, had eene pistool op hem losgebrand. Hij ging een oogenblik ter zijde, om zijne wond te verbinden, die wel ligt was, maar toch door zijne soldaten niet moest gemerkt worden. Ondertusschen hoorde hij de vijandelijke Opperhoofden den hunnen moed inspreken met te zeggen, dat het slechts eene misvatting was, en nog geen Griek het leger betreden had. Daar sprong bozzaris terstond te voorschijn, en riep met luider stemme: ‘Steekt de trompet! Neen, Ongeloovigen! het is geene misvatting. Marcus bozzaris is in uw leger, en niemand uwer zal hem levend ontsnappen!’ De trompet doet zich hooren, en nu dringen de Turken van alle kanten naar de plaats heen, waar dit sein tot den strijd weêrgalmt. Toen trof een doodelijk lood het hoofd van bozzaris, en hij viel bewusteloos ter aarde. De dag brak aan; de Grieken zochten hunnen Veldheer, en de gevangene sepher-Pacha, die hem het eerst onder de lijken zag, riep juichend uit: ‘Marcus bozzaris is dood!’ Terstond boette hij deze uitroeping met zijn leven, en nu verhief zich een bloedige kampstrijd om het lijk van den held der Soulioten. Zijne landgenooten dekten met hunne lijken den aftogt van touzas, die het dierbare ligchaam van bozzaris uit het slaggewoel droeg. Van alle kanten deed zich intusschen de zegekreet hooren, daar de achtergelatene scharen, op het trompetgeschal, toeschoten, en de nederlaag der Muzelmannen voltooiden. Maar bozzaris was gevallen, en de lauweren der overwinning paarden zich met donkere lijkeipressen. De zon ging op, en bescheen de zego- | |
[pagina 129]
| |
praal der Grieken. De Turksche legerplaats was, met alle bagaadje, in hunne handen. De vijanden waren in de gebergten van Agrapha gevlugt. Vijftienhonderd lijken der Ottomannen bedekten den grond, en op de tent zelfs van hunnen Veldheer prijkte de standaard van het kruis. Voor dood was hij van het slagveld gedragen, de man, wien men deze zege te danken had; maar nog was hij het niet: hij zou, gelijk zijn oude landgenoot epaminondas, nog het zaligend gevoel eener overwinning op de vijanden van zijn Vaderland smaken. Uit het gedrang der strijders gedragen, lag hij op de baar, omringd van zijne Hoplieden. Toen schoot zijn broeder konstantijn toe, knielde voor de baar, en greep de hand des helds. Marcus bozzaris sloeg de oogen op, en sprak met eene bevende stem tot de zijnen: ‘Mijne Broeders! ik heb den Vaderlande mijne schuld betaald. Ulieden beveel ik mijne vrouw en kinderen. Weest eendragtig, getrouw aan het Vaderland, ootmoedig voor God! Laat mij hier, en voltooit het begonnen werk.’ Met deze woorden sloot de held zijne oogen, en zijn broeder konstantijn trok de sabel, en deed de heilige gelofte, hem te zullen wreken, of, zoo als hij, voor het Vaderland te sterven. Het lijk van den held der Soulioten werd naar Missolunghi gebragt. De Eparch konstantijn metaxas, met alle Collegiën der lands- en stadsregering, en alle troepen der vesting, gingen den trein te gemoet, en bragten hem, als in zegepraal, binnen de stad. Vooraf gingen Turksche gevangenen, geboeid, de paarden der Pacha's en Beys, die bij Karpenitzi gevallen waren, en lastdieren, beladen met wapenen en vanen, met tulbanden en paardenstaarten. De oudste krijgslieden droegen het lijk, onbedekt, in zijnen blaauwen wapenrok en met zijne wapenen, op hunne schouders. Achtduizend geiten en schapen, den vijand ontnomen, volgden den trein, als 't ware om den herderlijken stand van het Opperhoofd der Soulioten aan te duiden; en daarop de overige buit, op vele lastdieren en wagens geladen. In de woning van den Eparch werd de overledene bijgezet tot den dag der plegtige begrafenis. Eene eerewacht, met sloers bedekt, omringde de baar. In alle kerken werden zielmissen voor den grooten overledene gehouden. Op den dag der begrafenis was het portaal, waarin de opene kist stond, met vaandels en zegeteekenen, als een tempel der | |
[pagina 130]
| |
overwinning, versierd. Een lauwerkrans omgaf het voorhoofd van den nieuweren leonidas, (gelukkiger dan de oude, wiens lijk door de Barbaren mishandeld werd!) en in zijne hand rustte zijn zegevierend zwaard, nog rood van Turken-bloed. Alle klokken luidden; de donder der kanonnen weêrgalmde van de wallen der beide vestingen Missolunghi en Anatoliko. Alle straten, door welke de trein ging, waren met lauwertakken en bloemen versierd; op de dragers van den heiligen last strooide men kransen en loof, alsof zij eenen bruidegom naar het altaar geleidden. De Aartsbisschop porphyrius deed den dienst, met de geheele Geestelijkheid. De kerk was als voor een feest opgetooid. Onder gezang en wierook ontvingen de Priesters het lijk, met den Aartsbisschop aan het hoofd. Eer de kist in het graf werd neêrgelaten, kuste de geheele vergadering, in plegtige stilte, de hand en het voorhoofd van den gesneuvelden held. De Aartsbischop stortte de heilige olie op zijn hoofd uit, en gaf hem den laatsten zegen. Zóó vierde Griekenland den dood van zijnen held, niet met akelige somberheid, maar met het schitterend feestgebaar, waarmede ook de oude Hellenen hunne voor het Vaderland gesneuvelde zonen vereerden, gepaard met de vrolijke hoop, die de Christen boven de gevallenen aan de Thermopylen vooruit heeft. Het stoffelijk overschot van den overwinnaar bij Karpenitzi rust aan de boorden van den Achelous; maar ook te zijnen opzigte wordt het bewaarheid, wat perikles zeide van de eerste gesneuvelden in den Peloponnesischen oorlog: Voor doorluchtige mannen is de geheele Aarde een grafteeken. Ook hier, in het Vaderland van de rijk, ripperda, douza en van der werff, bezingen Dichters zijnen lof, en noemt men schepen naar zijnen naam. Nog eenige Eeuwen, en de namen der ypsilanti's, van bozzaris, maurocordato en canaris zullen tot aan de boorden van den Missisippi met die van miltiades, leonidas, pausanias en themistokles in éénen adem worden genoemd. |
|