Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825

Dissertatio Juridica ad Articulum 340 Codicis Napoleontici, quam sq. defendet C.S. Matthiessen. Lugd. 1824. 8vo. 54 pag.

Daar bestaat eene naauwe verwantschap en wederzijdsche invloed van wetten en zeden. De schrijver dezer verhandeling, welke door deszelfs verdediging het Doctoraat in de

[p. 683]

Regten aan de Hoogeschool te Leyden bekomen heeft, vindt die stelling ook bevestigd door Artik. 340 van den Codex Napot. ‘La récherche de la paternite est interdite.’ Na eene korte inleiding onderzoekt hij, wat in dit geval oudtijds in Holland en in Frankrijk Regt was; welke de beweegredenen tot die Fransche wet waren; het voor- en nadeel van dezelve. Eindelijk stelt hij eenige gevallen en vragen voor, betreffende de zaak in quaestie, en besluit met de gewone theses.

Het is wel te bejammeren, dat jonge lieden, die zes en meer jaren aan eene Hoogeschool doorbrengen, meestal op het laatst aan eene stoffe tot hunne Dissertatie denken. Men zal dan eensklaps een huis bouwen; men maakt spoedig een plan, en heeft geen of weinig materieel. Het is dan ook aan die overhaasting of draling toe te schrijven, dat deze verhandeling, ofschoon voor het oogmerk voldoende, en zelfs vrij wat goeds bevattende, zoo wel in stof als vorm veel had kunnen winnen. Het onderwerp verdient wel eene nadere behandeling, en daartoe ontbreekt het den Heer matthiessen noch aan oordeel noch aan geleerdheid.