| |
Geschiedenis van Napoleon en het groote Leger, gedurende het jaar 1812; door den Generaal Grave De Ségur. Uit het Fransch vertaald. Iste en IIde Deel. Te Rotterdam, bij J. Immerzeel, Jun. 1825. In gr. 8vo. Te zamen 695 bladz. Met twee Portretten. f 6-:
Geene gebeurtenis onzer dagen is wel zóó gewigtig, zóó beslis ende geweest, als napoleon's veldtogt in Rusland. Het is het keerpunt, de katastrophe zijner Geschiedenis. Vóór dien tijd onoverwonnen, scheen hij, en waande zich, onoverwinnelijk; juist deze waan deed hem het schoonste leger, hetwelk Europa nog immer gezien had, opofferen in de woestijnen van Rusland, en van dien tijd af liet de Nemesis niet na, hem te vervolgen, tot dat zij hem ten val had gebragt. Dit gedeelte zijner Geschiedenis verdiende dus, vóór alle andere, eenen xenophon of sallustius te bezitten. Doch men moest wanhopen, er eenen te vinden: hij diende toch krijgs- en staatkunde met juiste kennis der gebeurtenissen te vereenigen; hij diende bijkans ooggetuige geweest te zijn der gebeurtenissen, om dezelve in hare geheele afgrijselijke waarheid te kunnen schilderen. Of deze man thans gevonden is, durven wij niet beslissen; maar dat ségur die groote Modellen, althans in de voordragt, in levendigheid en nadruk van stijl, nader gekomen is, dan iemand der genen, die tot hiertoe de hand aan de beschrijving van die ramp - voor den veroveraar, in de
| |
| |
gevolgen heil voor het menschdom - hebben geslagen, dit gelooven wij te durven verzekeren.
Door zijne roeping als Generaal en Kwartiermeester bij napoleon's huistroepen was hij in staat, alles met de grootste naauwkeurigheid te beschouwen, en als uit de eerste hand te ontvangen. Hij schetst ons daarvan dan ook thans - na, volgens de les van horatius, zijne bewerking niet tot in het negende, maar tot in het twaalfde jaar aan het Publiek te hebben onthouden, - een uitvoerig tafereel van het begin der onderneming tot op den afval der Pruissische hulptroepen onder york. Onbegrijpelijk veel moeite heeft blijkbaar ségur op zijnen stijl gedaan, (wij spreken van het Fransche origineel) en men ziet daarin blijkbaar, dat de Fransche prozastijl wezenlijke voorregten heeft, die de mededinging van andere Natiën allermoeijelijkst maken; vooral steekt dezelve zeer gunstig bij die barbaarsche voordragt af, welke de Duitschers zich thans veelal aanwennen. Onze Schrijver heeft het groote voorregt der oude Geschiedschrijvers, van redevoeringen in zijn werk te vlechten, niet verzaakt, en de raadplegingen van napoleon met zijne Maarschalken en andere Veldheeren of Staatslieden gaven hem daartoe de schoonste gelegenheid.
De eerste Hoofdstukken des werks zijn niet aan krijgs-, maar aan staatkunde toegewijd. Zij behelzen de voorafgaande onderhandelingen, de verbonden, die napoleon aan Pruissen en Oostenrijk voorschrijft, zijne dwaze terging van den Kroonprins van Zweden, en zijne verachting voor de opvolgers van den ongelukkigen selim in Turkije, welke dáár het verbond tusschen bernadotte en alexander, hier den Vrede tusschen Rusland en Turkije bewerkten. Als alle de hier medegedeelde bijzonderheden waar zijn, moet napoleon reeds in 1807 het ontwerp gevormd hebben, om Turkije, en in 1808, om Oostenrijk te verdeelen: Rusland zou dan Pruissen en al het land ten Noorden van den Donau en de Elve, gelijk Frankrijk den zuider-oever dier rivieren
| |
| |
hebben bekomen; alsdan zou hij ook Spanje met Frankrijk hebben vereenigd.
Vervolgens treffen wij, in eene reeks van meer of min treffende schilderingen, de raadplegingen aan over het al of niet beginnen van den oorlog met Rusland, - de bijeenkomst te Dresden, waar de Despoot zich voor het laatst in al zijne trotschheid boven de oude Monarchen van Europa verhief, den Koning van Pruissen niet wilde ontvangen, zeggende: ‘Hij heeft mij reeds genoeg overlast aangedaan met zijne aanhoudende brieven!’ en dus alle die Vorsten, in weerwil hunner kruipende hulde, tot verkropte woede bragt, - het begin van den veldtogt, - het vreesselijke onweder even na den overtogt over den Niemen, waarin tienduizend paarden vergingen, - het gebrek, dat zich reeds terstond openbaarde, ten gevolge van den snellen togt, en diensvolgens de plunderingen bij de Litthauwers, die napoleon toch voorgaf te willen bevrijden, maar intusschen dit woord van bevrijding niet uitsprak, en dus bij dat volk den ijver verlamde, die voor het leger ten hoogste nuttig had kunnen zijn, - de ontruiming van Wilna, - de vergeefsche pogingen, om de Russen eerst van elkander te scheiden en hunnen linket vleugel af te snijden, daarna hen tot het gevecht te brengen, - de meesterlijke manauvres van den Russischen Veldheer barclay de tolly, die al de drift tot aanval van murat te leur stelt, en bij Witepsk, zoo wel als bij Smolensk, zonder eenig verlies, bijkans in het gezigt van napoleon, aftrekt, - het genomen besluit van dezen, om tusschen de Duna en den Dnieper te overwinteren, en te Witepsk zijn hoofdkwartier op te slaan, zeggende, dat hij de dwaasheid van karel
den XII niet zal begaan; dat de oorlog van Rusland een oorlog van drie jaren is; doch dit besluit, niet door de drift van murat, die hij breidelt, maar door zijn eigen ongeduld, door zijne teleurgestelde hoop van vredesvoorslagen van alexander te ontvangen, en door de zucht naar Moskow, ter kwader ure verworpen, - eindelijk het vreesselijke tooneel der verwoesting van Smo- | |
| |
lensk, (het voorspel van den Moskowschen brand!) het bloedbad te Valoutina, en het andermaal verworpen besluit, om den winter te Smolensk, nog beter gedekt dan te Witepsk, te blijven. Tot zoo ver loopt het zesde Boek, en het eerste Deel der vertaling.
Het tweede Deel (hetwelk nog niet het laatste is) begint met den optogt naar Moskow. Meesterlijk is de beschrijving van den grooten slag van Borodino, waar de nieuwe Veldheer der Russen, kutusoff, eer hij 's Rijks oude hoofdstad opoffert, het geluk der wapenen wil beproeven. Bijna veertig bladzijden (in de vertaling) vult het verhaal van dezen hoofdslag. De overwinning was, volgens ségur, onvolledig, door napoleon's ziekte, die aan de koorts, een' droogen hoest, en een verouderd ongemak (de dysurie) leed. (Dit laatste is in de Nederduitsche vertaling geheel overgeslagen; wij kunnen volstrekt niet begrijpen, waarom.) Deze sukkeling maakte hem mat en moedeloos, juist in het beslissende tijdstip. Ney werd ongeduldig, en riep uit: Wat doet de Keizer achter het leger? Dewijl hij zelf geen oorlog meer voert, en niet meer Generaal is, daar hij overal den Keizer wil spelen, moet hij slechts naar de Tuileriën terugkeeren, en ons Generaals voor hem laten zijn! - Het Russische leger trok in orde terug, en het verlies der Franschen was ontzettend. De bijzonderheden moeten elk gevoelig hart doen ijzen. De hardvochtige Veroveraar, die te voren koeltjes berekend had, dat hij hier twintigduizend man kon verliezen, werd toch op dit veld des doods getroffen, toen een gekwetste (men reed over lijken!) door den hoefslag van een paard uit zijn gevolg werd verpletterd. Een andere Rus leefde dagen lang in het lijk van een paard, dat door een' hauwitser was opengescheurd, en welks binnenste hij doorknaagde!
Doch wij staan eerst in het voorportaal van het groote jammertooneel, hetwelk zich nu ras voor het ten ondergang gedoemde leger gaat openen. De intogt in het bijna geheel verlatene Moskow, - de brand dier stad (de Schrijver moest met napoleon door denzelven heen uit
| |
| |
het Kreml ontsnappen), - de onzekerheid, de onrust des Keizers, en zijne gedurig mislukte hoop op alexander's ontzag voor zijn' naam; eindelijk de togt op Kalouga, - de strijd bij Malo-Iaroslawetz, - de gelijktijdige aftogt (door onkunde van elkanders toestand) van napoleon en kutusoff - het springen van het Kreml, en de vreesselijke toestand van mortier even vóór dien slag, - het wederzien van het slagveld bij Borodino, als ter inwijding in de nu volgende ellenden, - de gevechten bij Wiazma, - de eerste sneeuwvlaag met storm, en vervolgens alle de ontelbare, onnoemelijke, de menschelijke kracht van lijden te boven gaande rampen, die op dit verwaten leger nederstorten, - de geluksster, die napoleon nogtans in persoon schijnt te blijven verzellen, daar kutusoff's ijskoude voorzigtigheid de schoonste gelegenheden tot den aanval laat voorbijgaan, - de komst te Smolensk, waar het uitgeputte leger overvloed hoopt te vinden en niets dan ellende ontmoet: ziedaar zoo vele tafereelen, door ségur met eene meesterhand ontworpen. - Tusschen Smolensk en Orcha, omstreeks Krasnoê, scheen de laatste ure des heers en van den Keizer geslagen. Te vergeefs zoekt wilson (die edele vriend van de vrijheid der wereld, en haar verdediger, zoo wel tegen napoleon, als tegen het Heilige Verbond) den grijzen Veldheer met zijn vuur te verwarmen; hij laat, ten verderve voor nog honderdduizenden, den Doodsengel van Europa ontsnappen Het schijnt hier, dat ségur, wat de belangrijkheid der voordragt betreft, het toppunt bereikt; doch hij overtreft nog
zichzelven in de schildering des aftogts van ney, zijnen stouten overtogt over den Dnieper, en bijkans wonderdadige redding. Over 't geheel is ney de held van ségur; en, wanneer deszelfs daden hier niet overdreven zijn, moet men het lot bejammeren van eenen held, die zich door de omstandigheden tot verraad heeft laten wegslepen, en dus, regtvaardiglijk, een' onteerenden dood is gestorven. Achter Orcha met victor en oudinot vereenigd, verneemt napoleon, dat hem
| |
| |
door tchitchagoff de terugtogt is afgesneden. Woedend roept hij uit, terwijl hij een' vreesselijken blik ten Hemel werpt: ‘Is het dan daar boven geschreven, dat wij niets dan misslagen zullen begaan?’ En toch zou hij de Berezina nog overtrekken, en Frankrijk wederzien Doch reeds zijn wij de Nederduitsche vertaling, wier tweede Deel bij de terugkomst te Smoleusk eindigt, vooruitgeloopen.
De form van ségur is dus uitmuntend. Maar is ook de stof getrouwelijk, overeenkomstig de waarheid, gegeven? Inwendige blijken van onwaarheid vertoonen zich nergens. Zoo wij ségur niet mogen gelooven, ligt het niet daaraan, dat hij de waarheid niet weten kon, daar hij meestal onmiddellijk deelgenoot en getuige was van 't geen hij verhaalt, maar dezelve, tot verfraaijing zijner tafereelen, moest verbloemd hebben. En nogtans heeft niet alleen de Generaal gourgaud, Adjudant en afgodisch vereerder van napoleon, een dik boek tegen hem geschreven, en hem zelfs tot een tweegevecht uitgedaagd, omdat hij niet eerbiedig genoeg van zijnen held heeft gesproken, maar ook de kundige Schrijvers der Revue Encyclopédique zijn, onder plegtige betuiging van hunnen afkeer tegen den gewezen' Keizer, tegen hem in 't strijdperk getreden; zij prijzen zijnen stijl, maar beschouwen zijn boek als niet veel meer dan een' geschiedkundigen Roman. Het is zeer moeijelijk, op den afstand, waarin wij verkeeren, dit pleit te beslissen. Zelfs Officieren van ons, van het Fransche leger, die aan alle de rampen van 1812 waren ontsnapt, zouden naauwelijks in staat zijn, hier als getuigen op te treden, daar natuurlijk in deze ellenden elk slechts met zichzelven bezig was, en zij dus alleen zouden kunnen verhalen, wat bij hunne afdeeling, bij hun smaldeel gebeurde; terwijl ségur zich voornamelijk tot het hoofdkwartier bepaalt. Wij hebben echter verscheidene malen zijn verhaal met dat van labaume, een algemeen geacht werk, hetwelk ook in 1816 zijnen vijfden druk reeds beleefd had, vergeleken, en het doorgaans overeenstemmend bevonden. Sommige bijzon- | |
| |
derheden, b.v. het voorgenomen winterverblijf van napoleon te
Smolensk, zijne ongesteldheid op het slagveld bij Borodino, behooren wel uitstuitend aan ségur; maar hij kon die ook beter weten dan labaume, daar hij in andere betrekkingen geplaatst was. Wij vinden dus geene vrijheid, ons geloof aan den keurigen Schrijver der Geschiedenis van napoleon en het groote Leger in 1812 te weigeren, die waarlijk ook den hoofdpersoon derzelve niet heeft te kort gedaan. Voorts zijn wij het met den Recensent in de Revue Encyclopédique wel eens, dat het zeer verkeerd van den Schrijver is, noch Inhoud, noch Register, noch Bijlagen ten bewijze van zijn gestelde te hebben medegedeeld; maar wij beschouwen dit verzuim geenszins als een bewijs tegen zijne geloofwaardigheid. Als oog- en oorgetuige behoefde hij, ja kon hij geene bronnen aanhalen; want hij wilde niet compiléren. - Eene Kaart, zoo als in de kleine Fransche uitgave, had de Vertaler er wel bij mogen voegen.
Doch verdient nu ook de vertaling alle de lofspraken, die wij aan den stijl van het Fransche werk mogten geven? Wij zouden der waarheid te kort doen met een bevestigend antwoord. Slecht is dezelve niet; grove fouten tegen de taal, woordschikking, of den zin, hebben wij wel niet aangetroffen; maar van ségur moet de overzetting meer dan middelmatig zijn. Men vergelijke eens eenige der treffendste plaatsen, b.v. het verblijf te Dresden, den overtogt over den Niemen, den uittogt uit Moskow, het gevecht van Malo-Iaroslawetz, de eerste sneeuwvlaag, met het oorspronkelijke, en men zal zekere stijfheid bespeuren, die terstond doet zien, dat men eene vertaling leest. Beter is de brand van Moskow gelukt. Wij hopen, dat de Vertaler, wiens verdienste wij voorts, wat getrouwheid aangaat, erkennen, in het volgende laatste Deel meer ongedwongen zijnen Schrijver zal volgen. Om onze Lezers over den Franschen stijl te doen oordeelen, kiezen wij de meergenoemde beschrijving van de geweldige sneeuw, die het leger trof op den 6 November. Men vergelijke die met de Hollandsche
| |
| |
vertaling, bl. 305 en 306 des tweeden Deels. - Le 6 Novembre le ciel se déclare. Son azur disparaît. L'armée marche enveloppée de vapeurs froides. Ces vapeurs s'épaississent' bientôt c'est un nuage immense qui s'abaisse et fond sur elle, en gros ftocons de neige. Il semble que le ciel descende et se joigne à cette terre et à ces peuples ennemis, pour achever notre perte. Tout alors est confondu et méconnaissable: les objets changent d'aspect; on marche sans favoir où l'on est, sans apercevoir son but; tout devient obstacle. Pendant que le soldat s'efforce pour se faire jour au travers de ces tourbillons de vents et de frimas, les flocons de neige, poussés par la tempête, s'amoncellent et s'arrêtent dans toutes les cavités; leur surface cache des profondeurs inconnues, qui s'ouvrent perfidement sous nos pas. La, le soldat s'engouffre, et les pins faibles s'abandonnant y restent enfevelis. Ceux qui suivent se détournent, mais la tourmente fouette dans leurs visages la neige du ciel et celle qu'elle enlève à la terre; elle semble vouloir avec acharnement s'opposer à leur marche. L'hiver moscovite, sous cette nouvelle forme, les attaque de toutes parts: il pénètre au travers de leurs légers vêtements et de leur chaussure déchirée. Leurs habits mouillés se gèlent sur eux; cette enveloppe de glace saisit leurs corps et roidit tous leurs membres. Un vent aigre et violent coupe leur respiration; il s'en empare au moment où ils l'exhalent et en forme des glaçons qui pendent par leur barbe autour de leur
bouche. Les malheureux se traînent encore en grolottant, jusqu'à ce que la neige, qui s'attache sous leurs pieds en forme de pierre, quelque débris, une branche, ou le corps de l'un de leurs compagnons, les fasse trébucher et tomber. Là, ils gémissent en vain; bientôt la neige les couvre; de légères éminences les font reconnaître: voilà leur sépulture!
|
|