Herinnering onzer Christelijke Hervormde Belijdenis en blijdschap over die onzer Kinderen. Naar aanleiding van 2 Joh. vs. 4. Door J.L. Nijhoff, Predikant te Gouda. Te Arnhem, bij P. Nijhoff. 1825. In gr. 8vo. 31 Bl. f :-40.
Deze leerrede is uitgesproken ter hoogst zeldzame gelegenheid, dat de Eerw. nijhoff een groot aantal meest jonge menschen, en daaronder drie van zijne eigene kinderen, tot ledematen aannam, of als zoodanig bevestigde. Het schijnt, dat zulks te Gouda bij het houden eener zoogenoemde Belijdenispredikatie plaats heeft. Wat intusschen dat gedeelte der leerrede betreft, zoo was dit thans bijzonder kort, en bestaat slechts in herinnerende wenken, in het eerste stuk van het eerste hoofddeel der leerrede. Dit eerste deel betoogt: in de waarheid te wandelen, is voor allen hoogst belangrijk. Het tweede toont aan, dat wij dit anderen te leeren en zelve te beoefenen als een gebod van den Vader hebben ontvangen. - Kinderen, jonge lieden alzoo te zien wandelen, is voor eene Christengemeente allergewigtigst; - en de Leeraar kent geene hoogere, reinere en zaligere blijdschap, voor hem, de overige Ouders, Leeraars, Opzieners, ja voor ieder Christenhart. Dit maakt het derde en vierde hoofddeel der leerrede uit. - Het stukje is wat vol, en daardoor hier en daar misschien minder roerend en duidelijk; echter is het goed en met oordeel gesteld. Het is voorzeker eene aangename en nuttige herinnering voor des Leeraars eigene kinderen en die der gemeente. Ook elders zal men het, bij soortgelijke gelegenheid vooral, met genoegen lezen. Het verdient allezins lof, dat de Leeraar niet te zeer, noch vooral, als vader zijner eigene kinderen sprak, maar tot alle de aankomelingen en heel de gemeente. Het tegendeel ontmoetten wij wel eens bij anderen, en moet altijd hinderen, ofschoon men het ook al eenigermate kan toegeven.