rendieren, het noorderlicht, ezv. Wij mogen niets overnemen; anders hadden wij bl. 153 daartoe bestemd, uit zoo zeer veel, dat tot aanprijzing dienen kan. Recensent laat het dus bij eene opregte dankzegging aan den schrijver, en gaf gaarne het hem gezonden exemplaar tot premie aan een' leesgragen jongen, die het boek ook spoedig, met gretigheid, ten einde las. De schrijver doet ons meer van deze soort verwachten, en daar mag men zich over verblijden.
Onze achting voor zijn talent in dit vak, en onze belangstelling in de vervulling der opgewekte verwachting, doet ons hem verzoeken, vooral niet met overhaasting te arbeiden, en eenige bescheidene aanmerkingen maken, waarmede hij voordeel doe.
Over de ijsbeeren praten de kinderen te grappig. Hendrik noemt hen zelfs ‘lieve diertjes,’ nadat vader hen monsters genoemd had; en dit schijnt eene onnoozelheid te verraden, die eene teregtwijzing krijgt (bl. 33), welke echter door een vroeger verhaal zoo overtollig, als die onnoozelheid onnatuurlijk is. Het past niet, (Recensent heeft dit, bij de beoordeeling van oudemans' werkje over h. de groot, ook al aangemerkt) dat kinderen zulke aanmerkingen maken, als Koenraad over de bedriegelijkheid der hoop (bl. 47), over rozen en doornen (bl. 79), Hendrik over de heerlijke poëzij van tollens, en de aansporing om op God te vertrouwen (bl. 65), Eduard over de kleine handelmaatschappijen (bl. 175) ezv. Dat moeten onderwijzers zeggen. Bl. 102 zeggen de kinderen te zamen dank voor het gesprek, ‘waaruit wij,’ dus spreken zij, ‘op de overtuigendste wijze gezien hebben, dat, als de nood het hoogst gerezen is, de goede God tevens met zijne hulp het naaste bij is.’ Waar en goed; maar de onderwijzer moest dat zeggen. Dat de kinderen Latijn moeten lezen, dat ze niet kennen, en vader overzetten moet, is ook te raar, (bl. 228 ezv.) Over de godsdienstige naauwgezetheid op malle gebruiken meenen wij, dat tot kinderen althans anders, dan bl. 112 geschiedt, moet gesproken worden, opdat zij niet meenen, dat bijgeloof onverschillig is.
Taal en spelling zijn vrij goed. Laten wij, voor laat ons, zij den schrijver en zoo velen ontraden (men zie weiland's Woordenboek); maar ons herinneren aan, voor aan ons herinneren, vonden wij ook eens, doch elders beter.