Trojes Ondergang. Proeve eener Navolging van den Aeneas van Publius Virgilius Maro. Het tweede Boek. Te Groningen, bij W. van Boekeren. 1825. In gr. 8vo. 78 Bl. f 1-40.
De ongenoemde Schrijver zegt, dat hij, altijd eene aangename en nuttige uitspanning gevonden hebbende in het lezen en vertalen der oude Dichters, echter een bijzonder genoegen schepte uit den Aeneas (Aeneis?) van virgilius. Dewijl nu het tweede boek wel onder de fraaiste te tellenis, maar ook de veelvuldige schoone en krachtige tafereelen, die daarin voorkomen, de navolging gevaarlijk maken, koos hij juist dit boek, om, indien deze onderneming aan het publiek bevalt, nog meerdere te leveren; zoo niet, het hierbij te laten berusten. Het is ons, na deze vertaling aandachtig gelezen te hebben, voorgekomen, dat de Schrijver wel aanmoediging verdient. Hij drukt het oorspronkelijke getrouw, vloeijend en op eenen vrij goeden dichterlijken trant uit. Hier en daar wat meer beschaving zou het stukje in waarde hebben doen rijzen. Deze beschaving is van verschillenden aard. De Schrijver leere ze kennen uit deze voorbeelden: Bl. 11. Doch opdat gij het niet in uwe vesten halen. Eene harde versificatie! Bl. 14. Doet kabels om zijn' hals; en kort daarop zijn de teedre knaap en frissche maagdenstoet verheugd, wanneer hun hand de kabels aan mag raken. Wij hechten gewoonlijk een te forsch denkbeeld aan kabels, om het gebruik van dat woord hier te kunnen billijken. Bl. 18. En ver verwijderd lag, dringt weldra ook tot daar. Niet vloeijend! Bl. 22. Wier broed bloeddorstend hen verbeidt in hunne holen. Wij zien vooreerst geene kracht in de gelijkluidendheid der syllaben broed en bloed; ten andere is bloeddorstend minder gebruikelijk voor hongerig, vooral niet van jongen. Bl. 23.
Trekt hij zijn' voet terug, als iemand, die op 't veld
Op 't onverhoeds(t) een slang vertrapt, die, blaauw van toren,
Haar rug en hals verheft: - zoo waant hij zich verloren. Eene vertrapte slang is dood. Bl. 30. metëen - gordt hij zich 't zwaard nog eens om de afgeleefde leên. Hier is met. een een stopwoord, gelijk wij elders meer en meer enz. ontmoeten. Bl. 45. mest - de Tyberstroom de welige akkers. Mest is blijkbaar gezet om te rijmen op het voorgaand gewest. Creüsa noemt zich aldaar telg van Venus, hetwelk haar man