De Brieven van Memmius aan Cicero. Naar het Fransch van Voltaire. Met Aanteekeningen van den Vertaler. Te Amsterdam, bij J.J. Abbink. In gr. 8vo.
Dit werkje verschijnt zonder jaartal. Is dit bij ongeluk vergeten? Bevestigen durven wij het niet; maar het staat ons flaauw voor den geest, dat er reeds eene vertaling van deze brieven bestaat. Daar was een tijd, in welken men verschillende handschriften van oude Schrijvers liet vinden op eene waarlijk kluchtige manier. Zoo verdichtte, meenen wij, barthelemy eens een' Griekschen Roman, hebbende ten onderwerp de gevallen van Charita en Polydorus. Een Duitsch Professor vond in zekere Bibliotheek het MS. De Franschen waren meester van Göttingen. Een Kapitein maakt kennis met dien Professor, en vertaalt het Grieksch. Voltaire doet den Russischen vlootvoogd Shermetof deze brieven van Memmius in de Vatikaansche boekerij vinden, en ze in het Russisch vertalen, om den geest en het hart van een' zijner neven te vormen. Het klinkt raar, als men zich de Russen van dien tijd voorstelt. Doch, geen regel zonder uitzondering. Misschien vindt en vertaalt een Kozak nog wel eens de werken van Pythagoras. Wij zullen over het stukje van voltaire niets zeggen, daar het van ouds bekend en genoeg beoordeeld is. Zoo iets na te maken, en den geest der oudheid te bewaren, was geheel zijne zaak niet. Wij stuitten reeds dadelijk in de voorrede op eene onnaauwkeurigheid, daar hij den vermaarden Thomas van Aquino Thomas van Aquitaniën noemt. De vertaler heeft deze brieven door eenige letterkundige en wijsgeerige aanmerkingen opgehelderd, die ook niet veel om het lijf hebben. Over de denkbeelden der oude wijsgeeren aangaande den zelfmoord had hij naauwkeuriger kunnen ingelicht worden uit wyttenbach's aanteekeningen bij den Phaedon van Plato. De dobbelsteenen der Ouden waren niet gelijk aan de onze: hij zie daar eens de uitleggers van Suetonius op na. Memmius kon niet zinspelen op eenige verzen uit de Aeneis van Virgilius. Voorts zouden wij uit de manier, op welke vele
namen gedrukt staan, bijna opmaken, dat de vertaler de Ouden meest uit vertalingen kent. Ook behelzen de wijsgeerige aanmerkingen weinig meer dan eene herhaling van honderd reizen gezegde zaken en geciteerde auctoriteiten.