hersenen verbijsterd, zijn hart verontreinigd, en zijn leven verontrust heeft, - die geest van bitterheid, wrevel, trotschheid, onverdraagzaamheid, vermetelheid, en wat niet al meer, - zich ook hier weder in al zijne kracht vertoont.
Die zich dan tot dusver met bilderdijk konde vermaken, als die booze Geest zoo vaardig over hem is, en zich wezenlijk amuséren, als hij hem hoort brommen en schelden en tieren, (wie toch doet dit mooijer en geestiger dan hij?) en hem, als een razende Roeland, tegen spoken en schimmen ziet schermen, - die koope ook dezen bundel, en, wij durven er op wedden, hij zal zich zijn geld niet beklagen. Om de Lezers het zoeken te besparen, willen wij maar eenige der fraaiste stukken noemen, die hun dan vooral zullen divertéren; als daar is Napraten (vol beminnelijke nederigheid), Zucht der Bejammering (niet zonder zuchten en tranen uit te lezen), Zwermzwarreling (de titel alleen is immers een pietje waardig), De razende Dwingzucht (dat bilderdijk bij zulk een onderwerp tot razernij moet vervallen, is een axioma) en Bemoediging (die echter maar in het geheel niet voor iedereen zeer vertroostend is).
Wat ons betreft, wij zijn van alle soortgelijke lectuur reeds oververzadigd. Elke bundel, dien wij van bilderdijk in handen krijgen, is voor ons het bewijs van 't geen reeds vóór jaren is voorspeld, en doet ons hoe langer zoo meer aan beterschap wanhopen. En als wij dit bedenken, - bedenken, welke heerlijke gaven en zeldzame talenten, door welke zoo veel goeds kon worden gesticht en bevorderd, nu jammerlijk worden misbruikt ten dienste van den Vorst der Duisternis, - bedenken, dat hij, die zulk een genoegelijk leven zou kunnen leiden, geëerd en geliefd door allen, nu zichzelven zijne laatste levensdagen verbittert, en zich zonder ophouden tot een voorwerp van bespotting stelt; als wij dit bedenken, neen! dan kunnen wij niet langer mede spotten, dan moeten wij den ongelukkigen Man uit grond van ons hart beklagen, diep beklagen, en dan zouden wij bijna ons verblijden, dat slechts aan weinigen zulk eene overgroote geleerdheid gegeven wordt, die, niet door wijsheid bestuurd, tot krankzinnigheid geleidt, en, niet door nederigheid, ootmoed en liefde geheiligd, tot bitterheid, afgunst en vermetelheid vervoert.