klaren, b.v. wat de vrije Zee, een Pensionaris ezv. genoemd werd. Zulke kinderen weten, denkelijk, ook wel niet, wat zoo vele andere personen zijn, als toen tot den regeringsvorm der Bataafsche Republiek behoorden, en hier vermeld worden. Met de ruimste aanprijzing zij, voor 't overige, gezegd, dat oudemans van alles heeft partij getrokken, wat dienen konde, om het hart der kinderen tot deugdzame grondbeginselen op te wekken. In gesprekken, tusschen een' vader en zijne vier kinderen, wordt de geschiedenis behandeld, en tot afwisseling strekken hier en daar eenige verzen. Hetgeen Saartje (bl. 162-165) opzegt, is toch wat al te lang voor dat meisje, om een gesprek meê te besluiten, waaruit ook opgeteekend moest worden! - Hoezeer de Recensent dit boekje met veel genoegen las, en hetzelve menigmalen onbepaald voornemens
was aan te prijzen tot een geschenk, (twee fraaije plaatjes, behalve de beeldtenis van de groot op het titelblad, versieren het inderdaad niet weinig) verbiedt hem echter de onpartijdigheid, zijne aanmerkingen op het een en ander terug te houden, dat hier misstaat of ontsiert. Hier zijn ze.
Bl. 11. Een oud Advocaat, zich door den jeugdigen hugo beleedigd achtende, kreeg van dezen, op zijne vermaning, dat hij toch zoude bedenken tot een oud Praktizijn te spreken, dit antwoord: ‘Dat weet ik, en daarom ben ik, alvorens ter rolle te verschijnen, eerst te rade gegaan met de oude Advocaten, die ik op mijn kantoor heb.’ Dit behoefde niet aan die kinderen te worden opgehelderd: maar nu het zóó verklaard wordt, ‘dat een Advocaat zich niet op zijne jaren, maar op zijne kunde en ondervinding moest laten voorstaan, want dat er verscheidene oude Advocaten nog bij hem achter den lessenaar stonden, om (NB) hunne weinige kennis uit te breiden,’ nu vreest Recensent, dat er niet velen Saartje zullen nazeggen: ‘Nu bevat ik het regt goed.’ Die vlugheid van begrip steekt raar af bij haar antwoord vóór de opheldering van vader, dat zij het gezegde van de groot niet duidelijk begreep. - Die aanmerking van Willem, bl. 49, is mooi, maar al te mooi voor een kind. Vader had dit moeten zeggen. - Karel (bl. 76) had ook zijne opmerking omtrent groote zielen beter achtergehouden, alleen omdat hij een jongen is. Kinderen moeten niet onderwijzen, maar onderrigt ontvangen. Ook in godsdienstige onderwijsboekjes wordt dit misschien te veel vergeten. Vandaar, dat men kin-