en onstuimigheid in bezonnenheid verandert. ‘De terugwerking, die de omwenteling zoekt te verhinderen, en, wanneer zij nogtans plaats gehad heeft, ten einde tracht te brengen, is noodwendig, en daarom ook wijs en regtvaardig; en zij moet in de wereld zijn, indien over het algemeen staten bestaan zullen. Maar juist daarom, omdat zij noodwendig is, kan zij ook niet gesteld zijn tegenover de beweging, welke, even zoo noodwendig als de rust, in de wereldwet gegrond is, maar moet veeleer met de wijze van zien en handelen, welke het stelsel der hervorming genoemd is, vereenigbaar zijn.’ Men voelt nu des schrijvers meening, en wat hij der anti-revolutionaire partij gaarnetoegeeft. Maar wil men niet slechts de gewelddadige omverwerping der staatsinrigting en de stoornis van geldende regten terughouden, maar ook het voortkomen der denkbeelden in het worden van nieuwe inrigtingen voorkomen, en den staat terugvoeren tot het standpunt, waarop hij vóór de beweging stond, dan vindt men in den schrijver een' tegenstander, die, met klem van redenen, het onregtvaardige en onstaatkundige hiervan aandringt en bestrijdt. Dit stelsel, zegt hij, brengt tot krenking van regt, daar het datgeen weigeren wil, welks weigering het doel van den staat niet vordert; daar het voorts den volke zoekt op te dringen, hetgeen voor hetzelve opgehouden heeft behoefte te zijn, en juist daarom door de algemeene stem verworpen is; daar het dikwijls iets, hetwelk reeds bestaat, ontbindt en verstoort, en daarbij welverworvene regten vernietigt; en, eindelijk, zich in de noodzakelijkheid plaatst, om handelingen te straffen, welke het zelf door wederregtelijke handelingen te voorschijn riep. - Men moet de klemmende ontwikkeling, door geschiedkundige voorbeelden aangedrongen, bij den schrijver zelven zien. En even zoo grondig is zijn volgend betoog, dat zoodanige terugwerking, ook staatkundig beschouwd, te verwerpen is, daar zij niet kan ondernomen worden met de gegronde
verwachting van eenen goeden uitslag, noch ook, zoo