Naberigt.
In het laatste No. van den Recensent, ook der Recensenten, vindt men, onder de rubriek Antikritiek, weder een vijftal Kritieken, Antikritieken, en Antikritieken van Antikritieken!... In ééne derzelven (zijnde eene Antikritiek van den Recensent der Recensenten (!) op eene Antikritiek tegen denzelven) wordt ons Tijdschrift, omdat het hem in zijne kraam te pas kwam, met lof aangehaald. Twee andere, echter, zijn tegen ons gerigt; en, terwijl straksgemelde Anticriticus onze Latijnsche taalkennis tot steun der zijne inroept, vergunt hij eenen anderen Anticriticus, bij eene Latijnsche citatie, ons toe te voegen: ‘Indien de Recensent dit niet verstaat, zal hij wel iemand vinden, die het voor hem vertalen wil’!... Het lust ons niet, in al dit slijk van Antikritiek te wroeten. Wij zouden anders, ten aanzien der eene, kunnen aanmerken, dat men onze teregtwijzing van de verkeerde punctuatie der woorden: Jezus zeide, laat de kinderkens tot mij komen, jammerlijk heeft verdraaid, en dat ons de vraag: ‘Jezus zelf zeide: laat de kinderkens tot mij komen; hadden die kinderkens nu armen en knieën of armpjes en knietjes?’ al heel onnoozel dunkt. Even als, ten opzigte der andere, de vraag: ‘Moet eene Recensie groot zijn, om gepast te wezen?’ enz. enz. Maar wij zijn van meening, den tijd zoo wel als de beurs onzer Lezeren meer te respecteren, door al die haspelarij der gekwetste eigenliefde met geene opzettelijke wederspraak te verwaardigen; steeds voortgaande met, zoo veel in ons is, zonder omzien, wèl en regt te doen.
Meng. No. IV. bl. 169. reg. 30. staat intestins, lees insectes.
Meng. No. V. bl. 223. reg. 15. γὰς voor γὰρ.
Meng. No. VI. bl. 293. reg. 21. staat: ‘'t Snel’ - voor: ‘'k Snel Boschwijk te gemoet.’
Eene zinstorende fout, al verder, in het dichtstukje: Mijne voormalige Equipage, (No. VI. bl. 299. coupl. 6.) gesieve de Lezer aldus te verbeteren:
In dien trein een' hoop spionnen, enz.
Eindelijk vraagt de Corrector nog verschooning voor eenen misslag, die hem-alleen te wijten is. Van meening zijnde, dat de Geschiedschrijver jacobus regenboog (ge ijk het zijn moet) tot dezelfde Familie behoorde als de Hoogleeraar j.h. regenbogen, volgde hij des laatsten spelling in eerstgemelden naam, ja deed die van regenboog als eene schrijffout voorkomen, onder anderen bij eene Recensie in No. II dezer Letteroef., bl. 59.
Ook leze men, Boekbesch. No. VI. bl. 268. reg. 29, voor aanmerking, magtspreuk.