voor het Publiek zoo weinig belangrijke stukken in druk gaf. Hij zegt wel, dat dit den Predikant de moeite eener aflezing bespaart; maar wij zien wel, wat de Predikant niet, maar geenszins, wat hij dan nu al zou willen aflezen. Hij beschuldigt den Predikant van dubbelzinnigheid en onbestemdheid; maar het Publiek zal met ons in al dit geschrijf wel niets anders zien dan omzigtigheid, om zich niet verder, dan volstrekt onvermijdelijk was, met le jeune en diens zaak in te laten; en deze vinden wij, na de lezing dezer stukken, prijsselijk. Hij noemt de handelwijze van den Kerkeraad schandelijk, en zegt, dat deze de hand geleend heeft tot eenen roof: dit zien wij zoo niet in; maar stelen en rooven wordt toch in ons land door de Overheid gestraft; de Heer le jeune kan dien roof daar dan aangeven, en zien, of hij die roovers, bij uitspraak van den Burgerlijken Regter, misschien op het schavot kan krijgen!
Van den aanval, dien wij hier vonden, op het personeel karakter van den Predikant te Voorburg (die algemeen van eene goede zijde bekend is) zwijgen wij liefst; en ziet de Heer Staatsraad Directeur-Generaal niet anders dan wij, dan kan hij dien niet anders houden, dan voor het gevolg van drift en ongegronde achterdocht.
Ecclesia sequitur curiam; aan dezen regel heeft zich de Kerkeraad van Voorburg gehouden. Misschien lijdt deze regel thans in sommige gevallen zelfs wel eene uitzondering, en zijn er voor de Kerkelijke Regtbanken somtijds misdaden, over welke de Burgerlijke Regtbank geene uitspraak doet. De Heer le jeune en zijne gewezene dienstmaagd zijn ons geheel onbekend. Maar er kunnen gevallen zijn, waarin een Predikant en Kerkeraad dikwijls, ten aanzien eener beschuldigde en burgerlijk veroordeelde, huiverig wezen moeten verder te gaan, dan hunne letterlijke en stellige verpligting; daar men toch bij de Gemeente diepen indruk bewaren moet voor eenen Hoogeren Regter, die alleen alwetend, en wiens Wetboek onseilbaar is.
Het is jammer, dat aan deze uitgegevene stukken het