zijne werken daarenboven vooral op veelvuldig onderzoek; en van hoeveel belang is dit niet in eene wetenschap, in welke, om ons van zijne eigene woorden te bedienen, de verbeelding niets, de waarneming alles is!
Het behoeft dan ook wel niet herinnerd te worden, dat wij ons van een verslag van het oorspronkelijke werk ontslagen rekenen. Wij zullen ons enkel bij de vertaling bepalen. Het bevreemdde ons inderdaad eenigzins, toen wij dezelve zagen aangekondigd. Was deze noodzakelijk? Verstaat niet, vroegen wij, elk, die bij de lezing van dit werk belang heeft, de taal, waarin het oorspronkelijk werd geschreven? - Doch wij zien de vertaling werkelijk volvoeren, en moeten dus gelooven, dat dezelve voor sommigen nuttig is.
Het was zekerlijk geene ligte taak, dit werk te vertalen. Bichat heeft zijnen eigenen stijl, die in vele opzigten schoon mag heeten, en zeker heeft bijgedragen tot den opgang, dien zijne werken gemaakt hebben. Het is niet te vergen, dat deze schoonheid bij de overzetting volkomen bewaard blijve. Wij eischen in de vertaling van een wetenschappelijk werk voornamelijk duidelijkheid en juistheid van overbrenging. Wij moeten echter getuigen, dat ook deze vereischten hier gemist worden. Vooreerst is de vertaling opgevuld met Gallicismen, en het blijkt op vele plaatsen, dat de Vertaler niet genoegzaam met het Fransche taaleigen bekend is. Zoo vinden wij b.v. bl. 32 en op andere plaatsen: ‘voor het weinige dat men gadeslaat,’ (pour peu qu'on réfléchisse.) Tout est à connaître, wordt bl. 75 vertaald door ‘alles is bijna te kennen.’ J'en dirai autant (hetzelfde is het geval met...) wordt vertaald door: ‘ook zal ik spreken.’ Bl. 78. Je n'entends parler que de celles (ik bedoel geene anderen) heet: ‘ik hoor van geene andere spreken.’ La station (het regt overeind staan) wordt bl. 239 uitgedrukt door den stilstand, waardoor de zin onverstaanbaar is. De duisterheid, die uit deze bron voortvloeit, wordt nog vergroot, doordien ten andere (en dit is veelligt nog erger) de Vertaler de zaak, die behandeld werd, zelf