hem de aanmerkingen, welke wij mogten hebben, mede te deelen. Belangrijker is het ligt voor den lezer, te weten, dat een welgesteld voorberigt ons met het gebeurde in de wijde Wormer, op eene aandoenlijke wijze, nader bekend maakt; terwijl eene korte narede te kennen geeft, dat de prediker, bij het stellen zijner tweede leerrede, thelwall's geschrijf nog niet gelezen had.
De Eerw. houtkamp, na verloop van zes weken voor het eerst in de deerlijk geteisterde kerk zijner gemeente, voor haar en een aantal lieden uit de naburige, nog erger bezochte dorpen, het woord voerende, leert, volgens den aangegeven tekst, dat God over alle handelingen van Zijn bestuur door ons geëerd en verheerlijkt moet worden, en maakt dit bijzonder toepasselijk op lietgeen de Voorzienigheid pas over hen had beschikt, tot opwekking van gehoorzaamheid, enz. Men ziet zich hierbij midden in hun ongeval, in hun eigen gevoel en aandoening bij het gebeurde, met levendigheid verplaatst; en, daar de leeraar tevens troost en opbeuring uit die omstandigheden zelve ontleent, geeft zulks noodzakelijke aanleiding tot verscheidene geschiedkundige ophelderingen of berigten, achter de leerrede geplaatst. Wij danken zijn Eerw. voor het eene en andere, en bidden, dat hij zijnen arbeid met gewenschten zegen moge achtervolgd zien.
De Eerw. de roode, eindelijk, hangt ons, reeds in het voorberigt, een schrikbarend tafereel op van de jammeren, in zijne nabuurschap te aanschouwen geweest. Menschen en vee, huizen en goederen werden daar gesloopt en weggerukt; en geen wonder, dat 's mans tekstkeuze viel op Amos IX: 5, 6: De Heere der heirscharen is het, die het land beroert, dat het versmelte, en allen, die daarin wonen, treuren, enz. Inderdaad eene schoone en stoute teekening, door den leeraar wèl gevoeld en in het licht gesteld. Wij erkennen in het algemeen gaarne den bekwamen zoo wel als ernstigen man in hem, met wien wij over een woord hier of daar geenszins in ge-