ken, maar hem daarna nog liever tot het besluit deden komen, om eene eigene historie, uit de bestaande oudste bronnen zelve geput, te schrijven. Hij maakt ons met deze bronnen, voor zoo ver hij ze naderen kon, of zich, bij gebrek aan Oostersche taalkennis, met de afgeleide beekjes bij anderen moest tevreden houden, bekend; teffens niet verzwijgende, wat dienst hij hier ook wel eens van zijnen, in de Arabische en aangrenzende lettertakken zoo bedrevenen, vriend hamaker mogt genieten. En hierbij spreekt het van zelve, dat van het werk der genoemde voorgangers een pligtmatig gebruik wordt gemaakt.
Wij aarzelen dus niet, onze lezers geluk te wenschen met deze onderneming van onzen volijverigen landgenoot. Dezelve kan bezwaarlijk anders dan gelukkig uitvallen en tot wezenlijke verrijking van onze letterkunde strekken. Des mans uitgebreide kennis, onvermoeide vlijt, onbevangen oordeel en levendige stijl stellen dit bij velen gewis reeds zeker. En wij althans zijn, na het lezen van dit eerste deel, in die verwachting niet te leur gesteld. De schrijver slelt zich voor, het gansche zoo daadrijke tijdvak van omstreeks 200 jaren, kan het zijn, af te handelen in drie deelen, van welke het tegenwoordige eindigt met de herneming (en verwoesting) van Edessa in 1143, beslaande dus nog geene halve eeuw. Wij wenschen hartelijk, dat dit voornemen zal blijken uitvoerbaar te zijn, omdat menigeen opziet tegen een werk van vele boekdeelen; doch het is teffens zeker, dat geschiedenis, om haar belang te houden, niet al te zeer moet bekort worden, en dus hopen wij tevens, dat het debiet den schrijver zal bemoedigen, om het werk, in allen gevalle, naar den eisch af te werken.
Recensent ontkent niet, met reeds genoemde Tafereelen vrij hoog te loopen. Ondertusschen ligt het zelfs in den vorm, dat men daar de volkomenste onpartijdigheid niet kan verwachten; en op die punten, waar van kampen met dezelve verschilt, gelooven wij reeds daarom niet moeijelijk, hoezeer wel ongaarne, het regte aan zijne zijde te vinden, omdat b.v. het karakter van tancredo anders in een al te vlekkeloos licht voorkomt.
In één woord, van kampen schijnt ons voor dit werk regt berekend, en ook de taak zijns ten volle waardig.