Mijne openlijke dankbetuiging aan den Eerwaarden Heer A.S. Thelwall, voor zijne welgemeende en hartelijke Opwekking, enz. Te Amsterdam, bij R. Kroeze. 1825. In gr. 8vo. 15 Bl. f: - 20.
Wawelen en anders niet. Waarschijnlijk het werk van een' Catechizeermeester uit den ouden tijd, of eene hoogbejaarde vrome Juffer. Het komt ons inderdaad voor, dat het mensch het niet kwalijk meent, en zich ter goeder trouwe inbeeldt, een helderder inzigt in de waarheid te hebben, dan allerlei andere menschen; maar de bewijzen dezer hooge verlichting zien er jammerlijk uit. Ziehier een staaltje van de bondige redenering: ‘Zijn er voorbeelden in de oorkonden aan te wijzen, dat God, om der zonden wil, landen en volken zigtbaar heeft gestraft? Zijn Nederlands inwoners in dat opzigt schuldig? Zoo ja! dan is de Heer thelwall geregtvaardigd.’ Ziehier een ander van geschiedkunde der wijsgeerte onzer dagen: ‘De onderaardsche onweders (zeggen de wijsgeeren) worden, of kunnen veroorzaakt worden door eenen steen, die van het onderaardsche gewelf naar beneden stort, eene vonk uitschiet, de aanwezige brandstof doet ontvlammen, en zietdaar de natuurlijke oorzaak, waardoor Pompeja, Herculaneum, Messina, Lissabon, zijn bedolven, of omgekeerd en verwoest.’ Niet onaardig echter is de aanmerking in eene noot tegen de bekende Toespraak aan thelwall, ‘het een zegen te noemen, wanneer menschen en vee in den vloed omkomen en have en goed verliezen,’ (NB. het vee!) ‘omdat slechts de.... landmuizen mede zouden vernield worden. Welk eene ellendige ongerijmdheid is er in deze vergelijking!’ - Meer van deze armhartige opstelletjes, die slechts van de