zal wel menigen bejaarden lezer gaan als ons; het was ons gedurig, alsof wij eigene ervaring en eigene opmerking lazen. Hoe belangrijk is althans voor ieder, jong of oud, het resultaat der ervaring van een' waardigen, verstandigen en naauwlettenden Oude, die sine ira et studio zijne ondervinding mededeelt aangaande hemzelven, de menschen en de wereld, en die ons door zijne ondervinding wijsheid wil leeren! Het boek, hoe aangenaam en onderhoudend het zich ook lezen laat, is in eenen toon van hoogen ernst geschreven; trouwens, in zestigjarigen ouderdom, en als men zich aan den rand van het graf gevoelt, beuzelt of kortswijlt men niet. In ieder opzigt mogen wij hier met hoogen lof aanprijzen. Gaarne gaven wij onzen lezer een doorloopend uittreksel; dan, dit is moeijelijk, en bleef nog altijd onvolledig. Hoezeer wij een zamenhangend geheel hebben, bestaat het werk toch uit fragmenten. Wij willen de hoofdtitels opgeven, en daarbij ons vergenoegen met eenigermate op den inhoud te wenken.
Zestig jaren. Wie dan nog niet wijs is, wordt het zelden. Een lange tijd, en echter maar een oogenblik. Men is verbaasd, reeds zoo oud te zijn. Men sta dan nog eens stil, en denke na. Men sla dit boek op, jong of oud. Eens stond de schrijver, waar wij nu staan; eens staan wij daar, waar hij nu is. Mijn ik. Het karakterbeeld van den schrijver, immers eene proeve daartoe, en eene proeve, die moeijelijk is. Geboorte en opvoeding. Zijn organismus. Iets van zijne levensgeschiedenis. Temperament; het belemmerende van hetzelve. Eenige heerschende karaktertrekken in hem: 1) geestdrift tot het maken van plannen, en ambitie; 2) weelderigheid van verbeeldingskracht; 3) beoefening der wiskunde, en wat daaruit voortvloeide; 4) zucht tot eenen goeden stijl; 5) opzamelen van grondige kundigheden. Tot dusverre geldt het des schrijvers verstandelijk, maar nu zijn zedelijk ik. Verootmoediging. De mensch is een zamenweefsel van grootheid en kleinheid, van goed en kwaad. Nuttigheid van verootmoediging, vooral bij een oog op God zoo betamelijk. Erfzonden en erfkwalen. Physiek en zedelijk verband, waarin wij tot onze ouders staan. Dit veroorzaakt goed, maar ook kwaad. In het zedelijke noemt de schrijver het erfzonden, in het natuurlijke erfkwalen. Betoog, dat deze bestaan. Zedelijke aanwending ten dezen. De kinderjaren. Onderscheidene trappen. Voorbereiding tot het ei-