Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1825
(1825)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Moniteur der Vaderlandsche Letterkunde. Candide et modeste. No. I. Jan. 1825. Te Amsterdam, bij de Gebroeders Diederichs. In gr. 8vo. 32 Bl. f :-30.Wij vinden ons verpligt, het Publiek te waarschuwen, zich door deze onderneming van den welbekenden p.g. witsen geysbeek niet van de huig te laten ligten. Zij brengt al aanstonds eene slechte aanbeveling mede, in de dusgenaamde Aan- en Inleiding, liegende als...een Moniteur, en zich eeniglijk pogende te vestigen op de jammerlijkste verguizing van alle de thans bestaande TijdschriftenGa naar voetnoot(*). En wat de zoo vaak behandelde en tot een vrij oordeel onvermijdelij- | |
[pagina 140]
| |
keGa naar voetnoot(*) nameloosheid van derzelver Recensiën betreft: wat bij andere Tijdschriften plaats hebbe, is ons onbewust; maar geene enkele Recensie wordt in het onze geplaatst, welker inzender bij den Redacteur niet bekend is, en voor welke hij zich in allen gevalie niet evenzeer, als deze Trompetter van eigen' lof, (candide et modeste!...) verantwoordelijk stelt, en wij meenen, dat het met elk onzer vaderlandsche Tijdschriften even zoo gelegen is. Waartoe dus dat belagchelijk gezwets van voorgewende vervulling eener behoefte, die hij zelf wel weet, dat niet bestaat? De onedele drijfveer valt elk in het oog; en de man moet zich wel een zeer onnoozel Publiek hebben voorgesteld, hetwelk dit niet zou doorzien. - Maar, wat levert hij dan toch wel, die hier zoo laatdunkend voor Meester opslaat? Een half dozijn doodmagere aankondigingen, hezers! vier van hemzelven en twee nameloos (!), (twee derzelven van boeken, bij de Heeren diederichs gedrukt) in twintig ruim gedrukte bladzijden, waarvan nog wel zeven gevuld zijn met afgeschrevene uittreksels; en, tot bestuit, een paar extracten uit de Staatscourant, van aangekondigde Vertalingen en nieuw uitgekomen Boeken. Eénen dienst heeft ons de Heer witsen geysbeek, zijns ondanks, toch bewezen. Gelijk de schaduw het licht te sterker doet uitkomen, zoo kan het niet missen, of zijne onderneming, die onzen arbeid poogt te verdonkeren, moet denzelven in des te helderder daglicht plaatsen.
No. II. Boekbesch. bl. 70. reg. 10. staat prank, lees frank. |
|