Memoria J.M. Kemperi, publica lectione celebrata a M. Siegenbeek. Lugd. Batav. apud S. et J. Luchtmans. 1824. 8vo. form. maj. pp. 37. f :-30.
Zoo zal dan de tweehonderdvijftigste verjaring van het stichten der Leydsche Hoogeschool gevierd worden in den tempel, welke het sterfelijk overschot van kemper bevat; van hem, die, alleen door zijne tegenwoordigheid, dit feest eenen niet geringen luister zoude hebben bijgezet! Want welk een man hij was, hoe beminnelijk, opregt, schrander, geleerd, vaderlandlievend, groot, en hoe hij dat alles zelf het allerminste gevoelde, is niemand onbekend, die slechts in weinige betrekkingen met hem gestaan heeft. En zij, die zoo gelukkig niet geweest zijn, kunnen hem kennen uit zijne geschriften, waarin hij zelf het afbeeldsel zijner ziel naar waarheid heeft uitgedrukt. Helaas! wat heeft het Vaderland aan dien edelen Burger verloren! Wij zeggen, het Vaderland; want dit ééne woord bevat alles, wat wij uitdrukken kunnen en willen. Dat Vaderland zal dan ook met dankbaarheid aan kemper gedenken, en de pogingen toejnichen van allen, die hunne hulde aan zijne nagedachtenis toebrengen. Een man van zoo vele verdiensten en betrekkingen kan zeker van vele, alle zeer belangrijke, zijden beschouwd worden. Prof. siegenbeek heeft hem beschouwd als het beste voorbeeld ter navolging voor edele jongelingen, en deze beschouwing niet zonder aandoening, zoo wel van den redenaar als de toehoorders, openlijk in de groote gehoorzaal der Akademie uitgesproken. Deze beschouwing doet het hart en den smaak van den Heer siegenbeek groote eer aan. Wij bevelen het fraaije stukje zeer ter lezing aan bijzonder aan de Akademische jongelingschap, en zeggen, met den schrijver, aan de vrienden en leerlingen van kemper: ‘Nos vero gravissimi, quem ex immaturo illius obitu concepimus, doloris ab assidua exempli ab illo editi contemplatione solatium ac levamen etamus, hujusque exempli constanti
mitatione dignos nos kempero discipulos atque amicos raestemus! Hoc autem facientes, praeclari viri memoriam optime colemus, nostram que erga eum pietatem non verbis tantum, sed factis etiam declarabimus.’