molenaar verwisseld hebben, en van tijd tot tijd elkander, als oude bekenden, met een juichend yah! begroeten. Op een plein voor het Heerenhuis is de renbaan afgeperkt; aan wederzijden verzamelen zich de aanschouwers. De Policie heeft ook hier het opzigt, maar bezigt, tot bewaring der orde, in stede van andere wapenen, alleen gevulde gieters, waarmede de voordringende nieuwsgierigen worden besprengd; eene, der Najade van de weldadige bron waardige, methode. Behoeven wij te zeggen, dat de schoone sekse inzonderheid haar deel erlangt in dezen besproeljenden wederdoop? - De ezels scharen zich in slagorde, en alles wacht op het sein des begins. Elke ezelkavalier heeft het oog gerigt op het wit, en poogt zijn beest desgelijks op hetzelve, door eenige opwekkende spoorslagen, opmerkzaam te maken; hetgeen de ezels toonen te begrijpen, door hunne ooren terug te trekken. Eindelijk wenkt de kampregter, en krachtige ribben. stooten drijven de ezels, niet naar het wit, maar uit elkander. De pogingen der ruiters, om hunne harddravers op de baan der eere en des gewins te leiden; de wederspannigheid dezer dieren, die geen denkbeeld van eer, en geen voordeel van het gewin hebben; de deelnemende vreugd des publieks; het geschreeuw en gegil van dezulken, in wier midden zich een der ezels werpt: dit alles te zamen levert een tafereel op, dat de somberste menschenhater niet zonder lagchen kan aanschouwen. Eindelijk is het twee of drie der rijders gelukt, hunne beesten in de rigting van het wit te brengen; elk beijvert zich, den anderen voorbij te streven; na vele steken en streken heeft één van hen het geluk, dat zijn ezel in den draf komt, en onafgebroken naar het doel blijft rennen; allen doen hun best, hem nabij te komen; vergeefs! de vooruitstrevende heeft nagenoeg het wit bereikt, terwijl de anderen nog met de koppigheid hunner dravers kampen; de aanschouwers juichen alreeds den overwinnaar toe - maar zie daar blijft de ezel plotseling,
als versteend, vlak bij het wit staan, en, door den schok, tuimelt de teleurgestelde ruiter, die reeds den prijs meende te hebben weggedragen, van zijn graauwtje in het zand. Met frisschen moed ijlen nu de andere rijders voorwaarts; maar de van zijnen last bevrijde ezel springt met een luid yah! daar tusschen, en brengt de rijen zijner broeders in wanorde; hier stort een ruiter, daar weder een ter aarde, tot dat eindelijk het toeval, die koppelaar der fortuin, eenen anderen ezel, die veelligt nooit