Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 758]
| |
Iets, over het begraven van in een' vergevorderden staat van zwangerheid gestorvene vrouwen, zonder dezelve alvorens op de eene of andere wijze te verlossen. Door A. Schouman, Heel- en Vroedmeester te Dordrecht.Bij het doorbladeren van het 2de St. 1ste Suppl. Band van het Practisch Tijdschrift voor de Geneeskunde enz. der Heeren moll en van eldik, trok de waarneming, op bl. 181 voorkomende, in het bijzonder mijne aandacht tot zich; dezelve komt hoofdzakelijk hierop neder: ‘De Heer ebel, Med. Dr. enz. te Gnoyen in Mecklenburg, werd vóór eenige jaren te S. geroepen ter geregtelijke onderzoeking van het lijk eener vrouw, die vóór langen tijd in eenen hoogzwangeren staat gestorven en begraven was, en waarvan het gerucht zich verspreidde, dat zij aan de gevolgen van mishandelingen overleden was. Bij het onderzoek, 't welk in tegenwoordigheid van onderscheidene geregtspersonen plaats had, bleek, na het openen der kist, dat de doode vrouw in dezelve van een bijna voldragen kind, van het vrouwelijk geslacht, gekraamd had.’ - Ontzettend schouwspel! Eene hoogzwanger gestorvene vrouw had men, zonder zich om hare vrucht te bekommeren, aan de aarde wedergegeven, en alzoo het éénige, maar in sommige gevallen met gelukkig gevolg bekroonde middel tot redding der vrucht onbeproesd gelaten! Wie ijst niet bij het hooren of lezen van een zoodanig geval, en verlangt niet tevens naar eenen wijzen maatregel, ten einde dergelijke omstandigheden te voorkomen, en allen grond tot pijnlijke vermoedens of nagedachten te zien wegnemen? Wij willen hiermede niet beweren, dat, bij het aanwenden der vereischte voorzorgen, in dit geval, het kind te behouden zoude geweest zijn, of in alle andere gevallen zeker te redden is; dit kan men a priori nimmer met zekerheid bepalen: maar dat men, door hoogzwanger gestorvene vrouwen tijdig te openen, of, wanneer de mogelijkheid bestaat, langs den natuurlijken weg te verlossen, meermalen vruchten, die anders eene zekere prooi des doods geworden zouden zijn, behouden heeft, leeren ons de waarnemingen van de la | |
[pagina 759]
| |
motteGa naar voetnoot(*), van solingenGa naar voetnoot(†), titsinghGa naar voetnoot(‡), van der sterrenGa naar voetnoot(§), gallendatGa naar voetnoot(**) en meer anderen; en nalatigheid in dit opzigt is dus eene onvergeeflijke misdaad tegen de regten der menschheid. Wij weten niet, of de Lex Regia der Romeinen, of eene andere wetsbepaling, vastgesteld voor ons geheele Koningrijk, bestaat en kracht heeftGa naar voetnoot(††); te vergeefs echter hebben wij dezelve gezocht in de verzameling der wetten en instructiën voor Geneeskundigen door den Heer a. bax, ten zij men daartoe art. II der Instructie voor Vroedmeesters brengen wil, 't welk zich echter niet denken laat. Wenschelijk ware het, dat de vooroordeelen, tegen lijkopeningen bestaande, voor het meerder licht der rede en ondervinding geheel verdwenen, en men dus eene wettelijke bepaling desaangaande niet behoefde te verlangen. Wat er door den Genees-, Heel- of Verloskundige, in dergelijk geval, zonder eenig verzuim, tot redding der vrucht, behoort te worden aangewend, is te zeer bekend, om thans en te dezer plaatse te worden herhaald. Hem echter, die een naauwkeurig onderrigt desaangaande begeert, verwijzen wij naar de uitmuntende verhandeling van den zeer geleerden Heer m. dingemans, in beantwoording eener prijsvraag over dit onderwerp, door het loffelijk Amsterdamsch Genootschap ter bevordering der Heelkunde, reeds vóór twintig jaren, voorgesteldGa naar voetnoot(‡‡). Dat mijne waarde Landgenooten hunne nog bestaande en | |
[pagina 760]
| |
altijd schadelijke vooroordeelen zoo veel mogelijk trachten te overwinnen, en zich onthouden, om den beoefenaar der Genees- en Heelkunde in zijne heilbedoelende werkzaamheden te verhinderen, en alzoo het getal der slagtoffers niet vermeerdere, is mijn hartelijke wensch. |
|