Engelschen dienst,’ dien hij bij name noemt, en zijn bijzondere vriend, ‘klaagde mij, bij zijne werkzaamheden aan het herstel der vestingwerken van Ciudad-Rodrigo, over hevige hoofdpijn en duizelingen, welke ik grootendeels toeschreef aan het dragen van een' stijven, zwartlederen band, bij wijze van halsdoek. Ik raadde hem ernstig, denzelven af te leggen; maar hij weigerde zulks volstandig, tot dat ik hem verzekerde, dat, wanneer hij eens het ongeluk had, een schot in den hals te bekomen, een zwartzijden halsdoek het diep indringen des kogels beletten, en het vermogen der zijden stoffe hem alzoo het leven redden konde. Dit maakte indruk; en naauwelijks had hij den lederen halsdoek tegen een' zijden verruild, of zijne hoofdpijn verdween. Wij scheidden kort daarna; terwijl ik bij Lord hill bleef, en hij bij de voorhoede geplaatst werd. De veldtogt werd van nieuws geopend; en na verloop van eenige weken vernam ik, dat mijn dappere vriend aan de spits der eerste stormloopende kolonne bij St. Sebastiaan gesneuveld was. Ik was toen te Reynoza, op verscheidene mijlen van daar. Men verbeelde zich mijne verbazing en blijdschap, toen ik een' brief van hem ontving, die mij zijne genezing meldde! Door een' snaphaankogel doodelijk gewond, en uit de loopgraven naar zijn kwartier gebragt, wanhoopten de Heelmeesters, na het onderzoek der wonde, aan zijne herstelling. Men hield het daarvoor, dat de kogel in de bloedaderen van den hals was doorgedrongen. Drie dagen verliepen, zonder dat de verschijnsels verergerden; zoodat de Wondheelers in hunne onderstelling begonnen te wankelen. Eindelijk vroeg men den Sappeur, die hem had zien vallen, of hij den kogel, die hem trof, ook gezien had. Deze haalde dien op staanden voet uit zijne patroontasch, en verklaarde, dat hij, bij het losmaken van den zijden halsdoek, ontdekt had, dat een gedeelte van denzelven
in de wonde was ingedrongen, en dat dit, na herhaalde poging, met den kogel door hem uit de wonde was getrokken, zonder dat er een' enkelen draad was achtergebleven. - De Officier herstelde volkomen, en was in den jare 1818 tot Majoor bevorderd.