Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 618]
| |
chaams; zij klappertandde van koude, zoodat ik voor haar einde, gedurende deze periode, vreesde. Dezelve zal ongeveer een uur geduurd hebben; de hierop volgende hitte en zweet hielden drie uren aan. De pols was zeer klein en snel; de pijn bijna ondragelijk; op nieuw ontstond er walging en neiging tot braken; de smaak was bitter; de tong witachtig; de sedes waren gering; de kleur des geheelen ligchaams was wederom geel geworden. Daar men op den toestand van den pols in ontstekingen van den onderbuik zich niet altijd zeker kan verlaten, vermoedde ik, dat de inflammatie óp nieuw verergerd was; waarom ik weder vier oncen bloeds, als te voren, uit den arm ontlastte: doch ik bevond, bij deszelfs bekoeling, dat het niet meer ontstoken was. Daar nu de algemeene ontstekingachtige toestand des bloeds was weggenomen, schreef ik de nog onaangename gewaarwording, pijn en zwaarte der praecordia, waarover de Lijderes klaagde, toe aan eene nog plaatselijke, schoon ligte ontsteking en obstructio hepatis, waartegen ik het volgende toediende: R, Sem. Cannab. unc. I. S. omgeschud, om de 2 uren een half kopje.
Intusschen gaf ik, bij gebrek aan afgang, een poeder uit pulv. rad. jalapp. scr. 1, en murias hydr. oxydul. gr. ¼; hierdoor ontlastte de Lijderes nog, bij tusschenpoozen, pseudo-membranae. Om de plaatselijke inflammatie nu ook te verwijderen, liet ik hirudines op de pijnlijke zijde appliceren, en gaf de emulsie, gedurende 14 dagen, inwendig voort, waardoor de icterische verschijnselen langzaam verdwenen en de vlugheid terugkeerde. De zwakheid vermeerderde intusschen, dewijl de koorts volhield, en geregeld, om den vierden dag, op hetzelfde uur, met de gewone verschijnselen van febris quartana, haar begin nam en eindigde. Gedurende de purexie was de Lijderes | |
[pagina 619]
| |
zeer pijnlijk; schoon niet zoo hevig, als op den 12 Junij. De koorts intermitteerde volkomen; zij bevond zich buiten den koortstijd vrij wel, doch werd, na den aanval, nog altijd meer of min icterisch. - Na dat zij vijf zulke aanvallen van koorts had doorgestaan, verzette zich dezelve geregeld om den zesden dag, en hield, in drie aanvallen, eenen geregelden typus. Eindelijk keerde dezelve om den tienden dag terug; doch verscheen nu twee reizen, en verdween, zonder dat dezelve eenen vasten typus hield, maar thans ongeregeld terugkeerde, en eindelijk geheel verdween. - De Lijderes verzwakte, na den derden aanval dezer febr. intermittens, zoodanig, dat ik mijne toevlugt tot amara resolventia moest nemen, ten einde de krachten op te beuren, en de nog aanwezige obstructio hepatis op te lossen, op deze wijze: R, HB. Trif. aq. S. om de 2 uren een lepel, met wat suiker.
In plaats van het serum lactis vinosum gaf ik haar thans Selterswater, met witten wijn vereenigd, te drinken. Ruim 14 dagen lang waren der Lijderesse deze geneesmiddelen, zonder aanmerkelijk voordeel, toegediend; en, dewijl de koorts, schoon zij geen' geregelden typus meer hield, voor gemelde middelen niet wilde wijken, besloot ik den cort. peruv. aan te wenden, ten einde de koorts krachtdadig te beteugelen, alhoewel dezelve, om de nog aanwezige obstructio hepatis, niet geïndiceerd was. Door de veelvuldige aderlatingen, en het langdurig gebruik der antiphlogistica, waren de vaste deelen zoodanig verzwakt, dat er tevens amara adstringentia vereischt werden, om den defectus toni te herstellen; terwijl ik, door aan de vezels meer veerkracht bij te zetten, de obstructie der lever hoopte te verwijderen. Ik voegde, om die re- | |
[pagina 620]
| |
denen, één once cort. peruv. flavus bij het dec. amar. resolv., om verder als voren te gebruiken. Onder het gebruik van den tweeden drank was de Lijderes op ééns zeer benaauwd geworden; waarop braking en stoelgang gevolgd waren, met aanmerkelijke verligting. De zwaarte en drukking der praecordia waren hierdoor verdwenen. Bij het zien der sedes was er een galsteen in aanwezig, ter grootte van ¼ duim, rolrond, langwerpig en glad, en aan beide einden eenigzins ingedrukt; hij verspreidt den reuk van moschus, en laat zich zeer gemakkelijk tot poeder wrijven. Na het ontlasten van dezen steen was de Lijderes terstond van koorts bevrijd; zij herstelde, onder deze behandeling, binnen weinige weken volkomen, en geniet, sedert dien tijd, eene gezondheid, als vóór hare ziekte.
Wanneer wij de lever, in haren omvang, naar evenredigheid, met de overige ingewanden van den onderbuik, beschouwen, ontwaren wij, dat dit ingewand veel minder zenuwen, dan de meeste ingewanden van het menschelijk ligchaam, ontvangt. Indien wij de werking van gevoel en prikkelbaarheid naar het getal van zenuwen afmeten, zoo volgt hieruit, dat de ontsteking van dit ingewand reeds eenen hoogen graad kan bereikt hebben, alvorens door de lijders groote pijn bespeurd wordt. Vandaar de reden, dat men niet zelden, bij het openen van lijken, aanmerkelijke etterzakken vindt, zonder dat de pijn, gedurende de ziekte, hieraan evenredig scheen te zijn. Indien wij nu de behandelde ziekte hiermede vergelijken, en de langdurigheid van tijd, voordat de noodige middelen werden toegediend, dan kunnen deze als zoo vele gelegenheidgevende oorzaken beschouwd worden, welke de inflammatie, in plaats van dezelve te verminderen, dagelijks moesten doen verergeren. Hierbij kwam het ophouden der menses. Alhoewel zulks hier wel niet als oorzaak, maar eerder als gevolg der ziekte konde beschouwd worden, vorderde dit echter in zoo ver mijne aandacht, dat het de normale verrigtingen der lever verstoorde, en, door eene grootere hoeveelheid bloeds | |
[pagina 621]
| |
naar dit ingewand te voeren, de reeds verhoogde reactie nog vermeerderde, en in dit opzigt tot veelvuldiger bloedontlastingen aanleiding gaf; terwijl eindelijk de galsteen, het zij dezelve vóór of onder de ziekte ontstaan zij, als een hardnekkige en duurzame prikkel voor de lever konde beschouwd worden, waardoor de inflammatie onderhouden werd, en, in dit opzigt, in aanmerking genomen het prikkelbaar gestel der Lijderes, de algemeene zoo wel als de plaatselijke ontstekingachtige bloedsgesteldheid en het herhaalde ontlasten des bloeds onvermijdelijk maakte. Hoe meer de levenskracht in een deel des dierlijken ligchaams verhoogd en de prikkelbaarheid vermeerderd is, des te sterker zal men de neiging der vis plastica, vis organisationis, ontwaren, inzonderheid wanneer er eene plaatselijke ontsteking tevens aanwezig is. Het ontlasten der pseudo-membranae moge, als in zoo vele andere gevallen, hier ten voorbeelde strekken. Aanmerkelijk was de hoeveelheid, die door de sedes ontlast werd, waarvan eenige duidelijk met vaten voorzien waren. Indien de ontsteking in het concave deel der lever huisvest, dan wordt de darmbuis dikwijls of idiopatisch of consensueel tevens geïnslammeerd. Dit schijnt ook in ons geval beide plaats gehad te hebben; dat namelijk de ontsteking in het concave deel der lever gevestigd was, en dat door de consensueele aandoening der darmbuis de pseudo-membranae aldaar gevormd zijn, door het uitstorten van lympha coagulabilis, zoo als men niet zelden, na peripneumonia en pleuritis, tusschen de longen en pleura ziet ontstaan. Wat, eindelijk, de in deze ziekte toegediende geneesmiddelen betreft, daaromtrent heb ik dit aan te merken: De murias hydr. oxydul. beantwoordde hier niet aan mijne verwachting als antiphlogisticum, maar werkte meer als resolvens, dewijl de Lijderes, gedurende derzelver gebruik, eene groote hoeveelheid pseudo-membranae ontlastte, zonder eenige vermindering der ontsteking zelve te bespeuren. Schoon ik, door eigene ondervinding, van de uitmuntende werking van dit middel, in dergelijke gevallen, overtuigd ben, volgden hier te spoedig verschijnselen eener op handen zijnde salivatie, om het te doen voortgebruiken; terwijl de calculus hepaticus, als een gevestigde prikkel der lever, de ontsteking gedurig konde opwekken en onderhouden; en dus was | |
[pagina 622]
| |
de ontsteking, vóór de verwijdering van den steen, bijna onoverwinnelijk. Met oogenschijnlijk voordeel, daarentegen, heb ik emulsiones toegediend, daar dezelve, door hare olieachtige zelfstandigheid, de scherpten inwikkelen, de prikkels wegnemen of verminderen, welke eene versnelde beweging in den omloop te weeg bragten, en derhalve in deze ziekte, ten zij gastrische stoffen zulks mogten verhinderen, tevens eenigzins antiphogistice en antispasmodice heilzaam werken. Opiaten, echter, durfde ik, om de nog aanwezige ontsteking, er niet bijvoegen: ik vereenigde dezelve dus liever met Extr. Hyosciami, hetwelk, zonder de inflammatie te verergeren, eene antispasmodische werking uitoefent, en dus veiliger kon worden toegediend. Intusschen was ik verpligt, nu en dan nog eene aderlating te doen, wilde ik de Lijderes niet dikwijls aan duldelooze pijn prijs geven; hierdoor verzachtten terstond de hevigste toevallen, en de toegediende geneesmiddelen beantwoordden beter aan het oogmerk. |
|