Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 565]
| |
bij eene gehuwde Vrouw van 48 jaren, van een teeder, schoon voor het overige vlug en gezond gestel, die over hevige pijn klaagde, welke dikwijls, volgens hare aanduiding, als een band, de geheele regio epigastrica innam, de ingewanden, op één punt, omstreeks de hartkolk, als ineenschroefde, en dikwijls tot den rug doordrong; hierbij had zij neiging tot braken, hetwelk somtijds ook volgde, en waardoor eene slijmachtige stof ontlast werd. De tong was vochtig, met een witachtig beslag overdekt; de huid droog en heet bij het aanraken; het aangezigt ingetrokken; de kleur bleek; de ontlastingen waren gering; de urin hoogrood; de pols was snel en klein. Zij had, sedert acht weken, geene menses gehad, schoon dezelve te voren nog geregeld waren geweest. Volgens hare verklaring had zij echter reeds vóór dien tijd een onaangenaam gevoel in de regter zijde bespeurd. Men had de hulp van eenen Heelmeester ingeroepen, die haar eene mixtura antispasmodica uit aq. menth. cohob., Laud. liquid. Sydenh. en Liquor anod. min. Hoffm. had toegediend, door welker gebruik de pijn telkens erger geworden was. De geheele toestand der Lijderes, en de gemelde toevallen, hierbij aanwezig, deden mij eene ontsteking der lever vermoeden, welke in de linker kwab moest huisvesten; waarom ik eene aderlating van zes oncen deed. Ik liet een cataplasma uit Farina Lini, HB. Malvae en Flor. cham. op de pijnlijke plaats leggen, en inwendig het volgende toedienen: R, Rad. alth. unc. I. S. om de 2 uren een half kopje. | |
[pagina 566]
| |
Den 13den, 's morgens, werd ik vroegtijdig gewekt, om de Lijderes te bezoeken. Ik vond haar gelijk den vorigen avond, even pijnlijk. Eerst waren de toevallen, na de aangewende middelen, iets verminderd; doch weldra weêr verergerd. Het afgetapte bloed van den vorigen avond was zeer sterk ontstoken; de randen naderden elkander geheel, zoodat het als een bal in het kopje dreef. Daar de pols nog gespannen was, tapte ik op nieuw zes oncen bloed af, en liet haar, dewijl zij geene ontlasting had, een clysma uit inf. cham., sulph. Magnes. en ol. Rapar. zetten; waarop een verligtende afgang volgde. Den 14den. De pijn was thans van plaats veranderd, had meer de regter zijde ingenomen, en deed zich nu en dan ook hevig in de schouderbladen gevoelen. Op het aanraken der zijde gevoelde zij geene vermeerdering van pijn, ten zij er sterk op gedrukt werd. Ik kon ook geene zwelling der regter zijde ontwaren. De neiging tot braken en de pijn der linker zijde waren aanmerkelijk verminderd. De oogen, de hoeken van den mond waren door eene geelachtige kleur geverwd. Zij klaagde over een' bitteren smaak; de tong was vochtig, en weinig beslagen. Ik oordeelde thans, uit de aanwezige teekenen, dat de ontsteking in het binnenste of holle deel der lever huisvestte. Ik deed met de cataplasmata aanhouden, waarbij HB. Cicute en Hyoscyam. gevoegd werden; tevens liet ik mosterdpappen aan de voeten leggen, als afleidende middelen, en deed weder eene aderlating van zes oncen, welke 's avonds tot dezelfde hoeveelheid herhaald werd. Inwendig diende ik hetzelfde toe als gisteren, met uitlating der sulph. Sodae; en, ten einde nog meer antiphlogistice te werken, voegde ik er Nitr. Potassae bij en Extr. Gram. Van den 15 tot den 20sten was de Lijderes bij iedere verheffing van koorts bijna even pijnlijk; de icterische verschijnselen vermeerderden met iederen aanval van koorts, dewijl, zoo als natuurlijk is, de galäfscheiding of geheel belet was, gedurende de purexie, en derhalve in het bloed qua talis terugbleef, of dezelve werd, | |
[pagina 567]
| |
door de aanwezige kramp, verhinderd, om naar het duodenum te vloeijen, en bleef dus in de galbuis en galblaas of in de lever zelve opgehoopt, doch tevens terstond, door eene vermeerderde en verkeerde werking der inzuigende vaten, welke nu ook tegennatuurlijk het dunnere gedeelte der gal opnamen, in de massa der vochten overgebragt. Na den afloop der koorts verdween de gele kleur bijna weêr geheel. De aanhoudende pijn, welke gedurende de koorts, en steeds na den afloop derzelve, voortduurde, en de blijvende ontstekingachtige gesteldheid des bloeds, waren zoo vele aanwijzingen, om de aderlating, bijna iederen dag, te moeten herhalen. Alhoewel de pols zelf derzelver noodzakelijkheid niet altijd zoo zeer scheen aan te duiden, bragten dezelve altijd eene merkbare verligting te weeg. Tevens werden haar een of twee reizen daags clysmata gezet: deze kunnen, mijns oordeels, als de nuttigste geneesmiddelen in deze ziekte beschouwd worden, daar dezelve niet alleen eene heilzame ontlasting door den afgang bewerken, die in ziekten, waarmede eene verminderde afscheiding der gal gepaard gaat, gewoonlijk traag is, maar inzonderheid, als krampstillende en afleidende middelen, hier te stade kwamen. Inwendig werd het dec. antiphlog. voortgebruikt. Daar de afgang somtijds nog traag was, gaf ik haar een dec. lax. aperiens, uit Fruct. Tamar., fol. Senn., sulph. Sodae, Extr. Gram. en mel comm. bestaande. Met cataplasmata op de pijnlijke plaats werd aangehouden. Den 21sten. Dewijl de toestand der Lijderes weinig veranderde, en het bloed telkens, bij iedere aderlating, nog even sterk eene ontsteking te kennen gaf, nam ik mijne toevlugt tot de Murias Hydr. oxydul.; een middel, door vele beroemde Geneeskundigen, zoo hier, als in andere landen, in deze ziekte, met oogenschijnlijk voordeel, toegediend. Ik schreef hetzelve op deze wijze voor: | |
[pagina 568]
| |
R, Muriat. Hydr. oxydul. gr. VI. S. om de 3 uren een poeder. In plaats van cataplasmata, welke, door de gedurige vernieuwing en verwarming, te gevoelig op de huid werden, liet ik een Empl. Cicut. en Hydr. part. aeq. op de pijnlijke plaats leggen, en deed haar, bij afwisseling, een voetbad geven, met oogmerk, om, door oplossing en afleiding, den gevestigden prikkel op de lever te derivéren.Den 23sten. De pijn der regter zijde was weder erger. De kleur der oogen, zelfs de oppervlakte des geheelen ligchaams, was thans geel geverwd; de tong was vochtig, en met eene slijmachtige stof overdekt; de smaak bitter; de dorst zeer groot, en, om dezen te lesschen, werd haar het Serum Lactis toegediend. Ik herhaalde de lating tot zes oncen, en liet, daar zij over geweldige pijn in den rug klaagde, een Empl. e galb. croc. op denzelven leggen, en den drank en de poeders voortgebruiken. Den 24sten. Het afgetapte bloed van gisteren was even sterk geïnflammeerd. De pijn der zijde was iets verminderd; maar zij klaagde thans over eene onaangename gewaarwording en trekking in de beide schouderbladen, en pijnlijkheid door alle leden. Het kwam mij voor, dat eene rheumatieke aandoening hiermede verbonden was, (waarschijnlijk veroorzaakt door het gedurig ontblooten der Lijderes, daar zij, wegens de duldelooze pijnen, nu op deze, dan op gene wijze van ligging veranderende, verligting hoopte te vinden) en tot het voortduren der ontsteking medewerkte; waarom ik een vesicans op de pijnlijke zijde appliceerde, na vooraf nog vier oncen bloeds te hebben afgetapt. Voor het overige was alles als gisteren, uitgezonderd de zwakheid der Lijderes, welke zigtbaar in krachten verminderde. Den 25sten. Zij had, door de werking des vesicatoriums, | |
[pagina 569]
| |
onrustig geslapen; de pijn was door denzelven iets verminderd, maar de gele kleur aanmerkelijk verergerd. Dit moet, mijns oordeels, worden toegeschreven aan het wegnemen van den spasmus vasorum absorbentium, welke thans de daar aanwezige bilis, die belet werd naar het duodenum te vloeijen, vrijer konden opnemen. Het afgetapte bloed was iets minder ontstoken; de afgang thans tamelijk, maar bleef, bij voortduring, nog witachtig; de pols snel en klein; de tong vochtig. De beroemde vogelGa naar voetnoot(*) vermeldt, ‘dat niet zelden, bij teedere en gevoelige voorwerpen, (zonder dat het juist met de ontsteking in verband staat) de prikkeling, pijn, spanning en kramp in de praecordia buitengewoon groot zijn, en daardoor de onrust en benaauwdheid ongemeen vermeerderd worden; dat alsdan de herhaalde bloedontlastingen het verwachte nut niet aanbrengen, ja de prikkelbare toestand niet alleen voortduurt, maar zelfs trapswijze erger wordt, en de ontsteking daardoor duidelijk schijnt onderhouden te worden: de groote zwakheid der zieken maakt de verdere bloedontlastingen bedenkelijk. Ik weet niet,’ zegt hij, ‘waar olieachtige Emulsiën, met maankoppen, en derzelver extract, dringender aangewezen zijn dan hier, in verbinding met calomel, en het baden tevens der praecordia en regter hypochondrium met de bovengemelde middelen,’ enz. Deze beschrijving kwam met den toestand mijner Lijderesse zoo naauwkeurig overeen, dat ik terstond eene Emulsie uit Sem. pap. alb. met extr. Hyosc. toediende, ten einde de uitwerking te beproeven. Intusschen, voor te veel verkoeling vreezende bij mijne afwezigheid, liet ik het baden achter, en het Empl. op de pijnlijke zijde berusten. De poeders werden, tot den 9 April, voortgebruikt, wanneer de Lijderes over pijn in mond en keel begon te klagen; het tandvleesch en de amandelen waren, bij het onderzoek, reeds aanmerkelijk ge- | |
[pagina 570]
| |
zwollen; waarom ik de mercuriale poeders, ten einde de salivatie te voorkomen, ter zijde stelde. Schoon de Lijderes tot het begin van Junij de toegediende Emulsiones met zigtbaar voordeel gebruikte, durfde ik echter, gedurende de purexie, het bloedontlasten niet verzuimen, daar hetzelve telkens eene aanmerkelijke verligting van pijn te weeg bragt. Gewoonlijk was ik, om den derden of vierden dag, verpligt, de aderlating te herhalen, uit hoofde de pols dan meer gespannen en de pijn sterker was, terwijl de hitte en dorst, gedurende de koorts, telkens verergerden, en het bloed ook altijd nog in een' meerderen of minderen graad ontstoken was. Ik liet haar, bij afwisseling, het ung. Merc. en Linim. volat. op de pijnlijke plaats inwrijven, met oogmerk om oplossende en afleidende te werken. De afgang was nu geregelder en meer natuurlijk; de icterische verschijnselen verminderden ook aanmerkelijk. Nadat de pijnlijkheid en zwelling der amandelen en tandvleesch verdwenen waren, continueerde de Lijderes met de voorschrevene mercuriale poeders, onder welker gebruik zij eene groote hoeveelheid vliezen (pseudo-membranae), door den afgang, met aanmerkelijke verligting, ontlastte. Zoo won zij aanmerkelijk in krachten. De pijn was niet meer dan een drukkend gevoel, zelfs in de koorts bijna onmerkbaar. Alles deed mij derhalve eene spoedige herstelling vooruitzien. Dan, hierin werd ik weldra te leur gesteld.
(Het vervolg en slot in No. XIII.) |
|