Bijzonderheden, aangaande Erasmus.
(Uit heidegger, Historiae Eccl. N.T., Tigur. 1655.)
‘Ik heb (zegt heidegger) een' brief bij der hand, welke naar het handschrift des schrijvers (t.w. erasmus) afgeschreven is, in welken hij, in 't jaar 1534, van Fryburg, aan joh. cholerus, onder anderen, het volgende schrijft: ‘Te Bonn is een zekere Franciscaner, genaamd nicolaas herborn, welke een zeer uitgestrekt regtsgebied heeft, als zijnde Commissaris van het aan deze zijde der Alpen gelegene (Cismontanus). Deze heeft te Antwerpen een boek met feestredenen over het lijden, op den zondag Quadragesima, uitgegeven, alsof hij dezelve te Keulen voor het volk gepredikt had. In dit boek is geen greintje verstand noch geestigheid, geen spoor van geleerdheid of godsvrucht zelfs. Hij schijnt echter dit alles opeengehoopt te hebben met het oogmerk, om, onder eenen godsdienstigen titel; gelegenheid te hebben, om zijn gif uit te braken. Men