Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen op het ontwerp tot oprigting van eene maatschappij, ter bevordering van genees- en heelkunde ten platten lande, van de heeren Buchner, De Jong, Van Rhijn, Mahlstede, Van Opdorp, Van Ree, en Alexander.Het doel dezer Maatschappij wordt in het Ontwerp gezegd te zijn: ‘om mede te werken ter vestiging van eene inrigting, ten einde de genen, welke zich op de aanleering der genoemde vakken begeeren toe te leggen, aan deze eene doelmatige opleiding zullen verkrijgen (te verschaffen), om deze vakken naderhand behoorlijk en met vrucht ten platten lande te kunnen uitoefenen. - Ten andere, om geschikte voorwerpen naar omstandigheden te ondersteunen, om bij zoodanige inrigting zekeren tijd te kunnen verblijven, om zich tot de uitoefening dezer vakken te bekwamen.’ Wie juicht niet al aanstonds de pogingen toe, om geschikte Genees- en Heelkundigen voor den dienst ten platten lande te vormen? Wie verblijdt zich niet, dat, daar er van Landswege nog zoo weinig gedaan is voor het lager onderwijs in de Geneeskunde, bijzondere personen, door warme menschenliefde gedreven, zelve de hand aan het werk slaan, om leven en gezondheid duurzamer aan den plattelandbewoner te verzekeren? Maar, vraagt welligt iemand, onbekend met de geneeskundige verordeningen in ons vaderland, welk is toch het onderscheid tusschen de kunstoefenaren in de steden en ten platten lande, daar aan de vorming der laatsten alleen de op te rigtene Maatschappij hare werkzaamheden gaat wijden? - Het onderscheid ligt in de meerdere of mindere bevoegdheid der | |
[pagina 373]
| |
kunstoefenaren, door de uitgereikte diploma's en instructiën bepaald. Het ligt buiten mijn plan, meerdere uitbreiding hieraan te geven; alleenlijk moet ik mijne lezers de personen, welke de praktijk ten platten lande uitoefenen, nog iets van naderbij voorstellen, als zijnde juist de in het ontwerp bedoelde, welker hervorming men zoo lang vruchteloos gewenscht heeft, en welker opvolgers ten minste de op te rigtene Maatschappij tot waardige beoefenaars eener edele en vrije kunst wil verheffen. De Heelmeester ten platten lande biedt zich te onzer beschouwinge aan in driederlei gedaante; als half Geneesheer, half Heelmeester, en half Artsenijmenger. Zijn diploma en instructie geven hem magt noch vrijheid, om een dezer vakken vrij en onafhankelijk uit te oefenen; het is hem slechts vergund, om ze alle onder bepaling, gelijk staande met de helft, zoo nog maar de helft, ten platten lande uit te oefenen: hij is derhalve voor de waardigheid van elk dezer gedeelten der Geneeskunde niets, en zijn titel heeft, hoewel met regt, de noodlottige beteekenis, van alles ten halve te zijn, niet slechts bij de geneeskundige Grammatici, maar zelfs bij het Publiek, onherroepelijk verkregen. Zulk een kunst-ideaal is intusschen door de vroegere en latere geneeskundige verordeningen zelve geschapen, om in de behoefte der plattelandbewoners te voorzien: want de Geneesheeren en Heelmeesters schenen eerst niet genegen, om hunne kunst onder dezelve uit te oefenen; doch later, toen de stem der lijdende menschheid zich ook meerder ten platten lande deed hooren, werden ook deze door dezelve uitgelokt (welligt ondersteunde de plaatselijke welvaart haar een weinig) om ter hulpe te snellen; en, mogen wij er bijvoegen, dit geschiedde en geschiedt nog zoo algemeen en zoo ijverig, dat de eigenlijke Heelmeester ten platten lande meer en meer staat verdrongen te worden, en er thans maar weinig plaatsen in ons vaderland zijn, welke van Geneeskundigen niet overvloeijen, alwaar een à twee Doctoren en twee à drie Heelmeesters van beiderlei soort geen ongewoon verschijnsel zijn; ofschoon ik niet wil tegenspreken, dat de behoefte aan kunstoefenaren in de uiterste deelen des Rijks, waar armoede of luchtsgesteldheid of beide afschrikken, voortdurend bestaat. Maar in ons vaderland, waar de afstand van steden tot dorpen zelden zeer groot is, kan de geneeskundige | |
[pagina 374]
| |
hulp doorgaans nog al spoedig tot de laatsten reiken, en, dwalen wij niet, zijn de Artsen in de steden gewillig genoeg, om, voor een groot gedeelte, den last der praktijk ten platten lande op zich te willen laden, den Heelmeester ten platten lande daarin te ondersteunen, en sommigen hunner zijn philantropisch genoeg, om ook ongeroepen hunne diensten aan te bieden. Wij besluiten dan, dat de behoefte der plattelandbewoners aan Geneeskundigen niet meer zoo regtstreeks het bestaan der Plattelands-heelmeesters vordert, en dat, door de meerdere ineensmelting van Geneesheeren met de laatsten, hun bestaan weinig schadelijk voor de maatschappij zijn kan. Daarenboven kunnen noch mogen de klagten over de onwetendheid der Plattelands-heelmeesters algemeen toegepast worden. Hoe velen doen hunnen stand eere aan, en verdienen eene vereerende onderscheiding, en onder deze laatsten in de eerste plaats diegenen, welke, zoo het schijnt ten volle bekend met den jammerlijken staat der Geneeskunde ten platten lande, zich als Oprigters der Maatschappij in geschil hebben doen kennen! De Schrijvers van het Geneeskundig Magazijn hebben in der tijd meer dan ééne lofspraak aan de beoefenaars der Geneeskunde ten platten lande gegeven; en welk onpartijdige zal niet toestemmen, dat de wetenschappelijke meerderheid van sommigen der overige Geneeskundigen boven den Plattelands-heelmeester dikwerf slechts titulair is, en in niets meer dan in het diploma bestaat? Waarlijk, eene naauwkeurige uitpluizing zou dikwerf ten nadeele der eersten uitvallen. Er zijn, ja, vele onkundige Heelmeesters ten platten lande; maar niet zoo vele, als men uit de klagten zoo wel, als uit de pogingen te hunner verbetering, zou meenen te moeten opmaken. Maar zoodanige moeten bestaan, al zouden zij denkbeeldig bestaan. Immers, voor hen schrijft men Handleidingen, Handboeken, Zakboeken, Tijdschriften; voor hen vertaalt men rijp en groen; om hunnentwil verschoont men zich bij het publiek van niet geneeskundiger gesproken en geschreven, van geene hoogere vlugt genomen te hebben; door hen stoffeert men waarnemingen, waarin zij als de zondenbok figureren; voor hen stort men zijne ondervinding aan het ziekbed in leerrijk onderrigt uit; bij hen wordt het licht eener tweejarige ervaring zigtbaar; voor hen en om hunnentwil werkt men en zouden alle deze pogingen den Heelmeester ten platten lande niets in kennis doen winnen? Onmogelijk! | |
[pagina 375]
| |
Nog iets: De Heelmeester ten platten lande is een geexamineerd kunstoefenaar: is het dan zijne schuld, dat hij bekwaam en bevoegd geoordeeld is? kan hij het verhelpen, dat de vereischten tot het examen niet meerder, niet hooger zijn? De Commissiën tot onderzoek, van Rijkswege aangesteld, vinden hem bekwaam: wel nu, wij houden hem dan ook voor bekwaam, en zijn billijk jegens hem, en oordeelen hem betrekkelijk. O! dat de geneeskundige linietroepen niet zoo fier op hunne wapenbroeders, den landstorm, nederzien! Intusschen wil ik met het voorgestelde de noodzakelijkheid tot verbetering der geneeskunstoefening ten platten lande niet in de schaduw stellen, noch der op te rigtene Maatschappije derzelver waarlijk edel doel betwisten. Ik erken die noodzakelijkheid, en juich het hoofddoel, de bevordering van Genees- en Heelkunde ten platten lande, volkomen toe; maar geenszins de middelen, welke de Stellers van het Ontwerp daartoe geschikt oordeelen: want ik betwijfel, of zij daartoe wel kunnen leiden, en het wel ooit kunnen bereiken; integendeel verwacht ik vooreerst geheel strijdige uitkomsten, zoo lang er namelijk van Rijkswege geene krachtdadiger middelen mede verbonden worden. Er is volstrekte en erkende behoefte aan inrigtingen, om geschikte Heelkundigen te vormen voor den burgerlijken dienst; dat is, niet uitsluitend voor de praktijk ten platten lande. Hoe weinige Heelkundigen telt men in de steden, welke hunne studiën aan eene Hoogeschool volbragt hebben; hoe weinige derhalve, bij welke men solide kundigheden in de voorbereidende wetenschappen, solide kundigheden in al het bijwetenschappelijke verwachten kan! Dit moge wel een weinig hard klinken; maar het is waarheid. Ik wil echter niet beslissen, in hoeverre de Doctoren in de Heelkunde den voorrang verdienen boven de gewone stedelijke Heelmeesters; en of de akademische studie wel datgene bij de meesten daarstelt, wat men met grond verwachten durft, dit beslis ik ook niet; maar ik spreek, zoo als de aard der zaak het doet vooronderstellen. Even min durf ik verzekeren, of de akademische loopbaan in ons vaderland voorheen wel de geschikte leerschool was, om Heelkundigen te vormen. Genoeg, de Heelmeesters in de steden mogen dan wel door eigene oefening en ervaring geworden zijn, hetgeen zij nu zijn; maar het beginsel, vanwaar zij uitgegaan zijn, was ver- | |
[pagina 376]
| |
keerd, en is het nog: want dat sommigen hunner nu al bekwame en zelfs beroemde Heelmeesters geworden zijn, bewijst niets meer, dan het eindelijk wèl te regt komen eener kwalijk begonnen zaak; en, aan den anderen kant, getuigen vele Heelmeesters in de steden van eene slechte heelkundige, zoo geene andere, opvoeding: zoodat de behoefte aan bovengemelde inrigtingen luide spreekt en ontegenzeggelijk bestaat. Het boven gezegde is geen afdwalen van hetgeen ik betoogen zal. Ik heb daarmede de gaping minder willen doen worden, welke, over het algemeen, tusschen den stedelijken Heelmeester en den Heelmeester ten platten lande te bestaan geloofd wordt. De vorming des eersten is zoo wel gebrekkkig als die des laatsten; beide is slecht, eenerlei; beide worden onvolkomene en gebrekkige uitoefenaars eener kunst, van welke de wetenschap gescheiden blijft, indien hun genie en inzien in het onvolkomene van hunne staat hun niet den waren weg aanwijst, welken zij nog te bewandelen hebben. Doch keeren wij nu terug tot de middelen, welke gepast kunnen geoordeeld worden, om de Genees- en Heelkunde ten platten lande te bevorderen. De Maatschappij wil eene inrigting ter vorming van Heelmeesters ten platten lande; en zij wil daarnevens, en wel hoofdzakelijk, geschikte personen ondersteunen, vooral zonen van kunstoefenaren. - Naar onze wijze van zien, is dit middel geheel ongepast. Wanneer wij letten op de oorzaak der onkunde bij de kunstoefenaren ten platten lande, dan vinden wij dezelve eenig en alleen in de weinige kundigheden, welke vereischt worden, om tot het examen te worden toegelaten, en om hetzelve te ondergaan. Deze gemakkelijkheid, om eenen aanzienlijken stand in de maatschappij te kunnen bekleeden zonder opoffering van tijd en geld, ontgaat geenszins den speculatiegeest van dezen en genen armen fatsoenhouder, zelfs dien niet van een' geringen ambachtsman; en hierdoor verkrijgen wij Heelmeesters in grooten getale, onopgeleide en arme, welke elkander verdringen, geene middelen bezitten om zich verder te bekwamen en te vormen, en den waardigen stand in minachting brengen. Deze oorzaak, nu, zien wij niet opgeheven: de inrigting der Maatschappij verhelpt deze groote zwarigheid niet; het is ook buiten derzelver bereik; zij kan op de geneeskundige verordeningen geene inbreuk maken. - Ja, herneemt men welligt, maar diegenen, welke op zoodanige | |
[pagina 377]
| |
inrigting der Maatschappij hunne genees- en heelkundige opvoeding verkregen zullen hebben, zullen toch kundige menschen worden, en het getal dezer ten platten lande vermeerderen. Dit stemmen wij toe; maar nemen de vrijheid, aan te merken, dat het getal der onkundigen daardoor niet verminderd zal worden: want de inrigting der Maatschappij legt geenszins den overigen kweekelingen de verpligting op, om van dezelve gebruik te maken; en de provinciale Commissiën kunnen daarom niemand de zoo gemakkelijke toelating weigeren. Daarenboven zal het niet in de magt der Maatschappij staan, derzelver kweekelingen boven anderen te doen plaatsen, en, gelukt dit al, hun de praktijk in de hand te spelen, daar niet zelden de onkundigsten de gelukkigsten zijn. Maar, dit zij zoo het wil, het aantal der onkundigen wordt alzoo niet verminderd; en daar juist het groot aantal der Geneeskundigen in het algemeen en ten platten lande in het bijzonder derzelver verarming te weeg brengt, en deze wederom een hinderpaal is aan verdere persoonlijke ontwikkeling, vinden wij door de inrigting zelve den weg gebaand, om het getal der Geneeskundigen ten platten lande zeer te vermeerderen, dewijl het geenszins aan liefhebbers zal ontbreken, om van de uitlokkende aanbieding der Maatschappij gebruik te willen maken; en door evengezegde vermeerdering zien wij den voortdurenden staat van onvolkomenheid, welken men wil bestrijden, meer en meer gevestigd. Men wane niet, dat deze overvloed van Geneeskundigen waarlijk geschikt zij ter bevordering van Genees- en Heelkunde ten platten lande. Deze concurrentie toch loopt op niets anders uit, dan op alle die schrandere ondernemingen en vonden, welke de honger aan de hand geeft; op eene hoogst ondoelmatige behandeling des lijders, welks ziekte veel minder dan zijne beurs het voorwerp geworden is van alle de overdenkingen des kunstoefenaars. En geen wonder! de speculatiegeest maakte hem dit; hij is het nu eenmaal, en de edele kunst van genezen moet hem een bestaan opleveren, moet broodwinning worden, ja misschien maar broodwinning! Tot welk eene laagte is die edele kunst dan niet gezonken! Waarlijk, kan hij, die geneest, slechts op den titel van Geneesheer aanspraak maken, en niet hij, die schatten vergadert, naar de juiste uitspraak van plato; zekerlijk ook hij niet, die om het sobere brood zijne diensten moet aanbieden. | |
[pagina 378]
| |
Eene andere reden, waarom wij de inrigting der Maatschappij ondoelmatig beschouwen, is deze, omdat zij bij uitsluiting ten doel heeft, Heelmeesters voor het platte land te vormen: zij zal alzoo strekken, om eenen halven staat te doen voortduren en inwortelen; een' staat, welken de hoogste behoefte en noodzakelijkheid alleen kunnen billijken; en beide bestaan zoo algemeen niet meer, gelijk wij boven zagen. Hoe volmaakt de inrigting ook worden moge, derzelver maximum zal altoos halfkennis zijn en empirie. Weg met deze! De Geneeskundige ten platten lande moet het ook in waarheid zijn; hij moet uit alle de bronnen der kunst ongehinderd putten kunnen; de talen moeten voor hem geene slagboomen zijn; bij zijne kennis moeten hem de middelen niet ontbreken, om dezelve uit te breiden; geene concurrentie mag hem daarin hinderen; hij moet geleerd en zelfstandig zijn, zijner verhevene roepinge waardig. De inrigting der Maatschappij, integendeel, zal eenen stand in de maatschappij, reeds te lang gedoogd, bevestigen en schragen, in de geslachten der kunstoefenaren ten platten lande als het ware erfelijk maken, en alzoo ondoelmatig zijn. Ik veroorloof mij nog ééne aanmerking; zij is voortgesproten uit het gering verband, dat ik meen te kunnen vinden, tusschen de bevordering van Genees- en Heelkunde ten platten lande, en het bij voorkeur plaatsen van zonen van kunstoefenaren, indien zij de geschiktheid hebben, bij de inrigting. Het schijnt, alsof de Maatschappij bij dezen op de reeds gelegde fondamenten wil bouwen, of hun eenen billijken voorrang toekennen, minder om de waardige namen, van welke zij erfgenamen zijn, bij de kunst levendig te houden, dan wel omdat de bijdragen uit den boezem der zoodanigen voornamelijk, en in die hoop, geschied zijn. In zoo verre is het prijsselijk; maar het levert volstrekt geen' waarborg op, ter bevordering van Genees- en Heelkunde, meerder, dan bij andere kweekelingen. De inrigting is derhalve eene soort van beurs, eene onderlinge assurantie der kunstoefenaren ten platten lande, om hunne zonen kosteloos te doen onderwijzen, zoodat zij eenmaal hunne plaatsvervangers worden kunnen. Hoe dit een en ander tot de bevordering van Genees- en Heelkunde moet bijdragen, is moeijelijk te vatten. Sutor ex sutore. Het is er intusschen verre af, dat wij de inrigting daarom zouden laken, omdat in later tijd het verkiezen en plaatsen | |
[pagina 379]
| |
van kweekelingen wel eens het aanzien van Nepotisme zoude kunnen verkrijgen, ja zulks misschien worden kunnen. Vooreerst blijven de edelmoedige en regtvaardige beginselen der tegenwoordige leden ons daar borg voor, en ten andere is geene menschelijke zaak voor den zwadder der verdenking en des lasters veilig. Wij blijven aan eene stipte regvaardigheid in de verkiezingen en examina's gelooven, en dezelve kan ook alleenlijk den bloei van alle dergelijke gestichten verzekeren. Daar wij nu duidelijk zien, hoe onbestaanbaar met de bevordering der Genees- en Heelkunde het vestigen en doen voortduren van eenen tweeden stand in de Geneeskunde zijn zoude; verder, dat op de kunstoefenaren in de steden nagenoeg al datgene toepasselijk is, wat den Heelmeesteren ten platten lande wordt ten laste gelegd; dat gevolgelijk eene hervorming in de opvoedingswijze der Heelkundigen, zonder onderscheid, eene wenschelijke zaak is, - zoo blijft ons over te beantwoorden, wat particuliere personen ter ware bevordering van Genees- en Heelkunde met vrucht kunnen daarstellen; waartoe wij het volgende ter beproeving geven: In eene der aanzienlijkste steden van ons vaderland worde eene school opgerigt, onder den naam van heelkundig Instituut. Het onderwijs zal ten doel hebben, om de leerlingen tot Heelmeesters te vormen. De vakken, in welke onderwijs zal gegeven worden, zijn: 1o. de Ontleedkunde en Physiologie; 2o. de Chemie en Pharmacie; 3o. de Pathologia Medicinalis et Chirurgicalis; 4o. Materies Medica et Diaetetica; 5o. de Operatiën en Verloskunde; 6o. de geregtelijke Geneeskunde. Het onderwijs in de verschillende vakken der Geneeskunde zal gegeven worden in de Nederlandsche taal, door Leeraren, welke den graad van Doctor in één derzelven zullen verkregen hebben, voor zoo veel zulks kan geschieden. De kweekelingen zullen aan deze school ten minste vier jaren moeten verblijven, en daarvoor cautie stellen. Om aan dezelve toegelaten te worden, zullen zij van eene goede physieke gesteldheid moeten zijn, den ouderdom van zestien jaren bereikt, een propaedeutisch onderwijs genoegzaam genoten hebben, en te dien einde een examen ondergaan. Dit examen zal bestaan in 1o. een onderzoek in de Neder- | |
[pagina 380]
| |
landsche, Latijnsche, Fransche en Hoogduitsche Talen; 2o. in een onderzoek in de Wis- en Natuurkunde. De voorregten, aan deze school verbonden, zijn eeniglijk het kosteloos genot der lessen, voor hen, die daarvan willen gebruik maken. De appointementen der Leeraren zullen deels uit de inlagen der examina, deels uit de bijdragen der deelnemenden gevonden worden. Het uit- en inwendig bestuur der school, en het getal der Scholarchen, zal nader geregeld worden. Zoodanig eene school is waarlijk behoefte; want er is, buiten het kostbaar verblijf aan eene Hoogeschool, in ons vaderland geene gelegenheid, om de Heelkunde aan te leeren, dan bij particuliere Heelkundigen. Een gezeten burger, maar niet vermogend genoeg, om de kosten der studie aan eene Hoogeschool te dekken, kan en zal van deze inrigting gebruik maken. Hoe vele middelen staan daarenboven niet ten dienste, om bij weinig vermogenden in de kosten te gemoet te komen; als, eene gemeenschappelijke inwoning bij de school, het vereeren van boekgeschenken, werktuigen enz. aan de vlijtigsten dezer, en meer andere aanmoedigingen, indien zij noodzakelijk geacht mogten worden; maar in allen gevalle mag zulk eene school niet te uitlokkend zijn en geene groote faciliteit kenmerken, waarvan wij boven al het nadeelige aangetoond hebben. Men kan a priori van haren bloei verzekerd zijn, omdat er nog geene dergelijke inrigting bestaat, en het bestaan algemeene behoefte is. Wij hebben slechts de hoofdtrekken der school omschreven, zoo als zij door particulieren kan ingerigt worden; maar wat kan zij niet worden onder bescherming van onzen geëerbiedigden Koning; wat niet door medewerking der provinciale en plaatselijke geneeskundige Commissiën, en in betrekking gesteld met de militaire geneeskundige inrigtingen! Gewisselijk een zeer bloeijend Instituut, waarlijk ter bevordering van Genees- en Heelkunde in ons vaderland. Nadat de kweekelingen gedurende vier jaren en tot genoegen der Bestuurderen aan deze school zullen verkeerd hebben, zullen zij andermaal een examen ondergaan, doch kosteloos en te hunner eigene voldoening; alsdan worden zij ontslagen, en kunnen zich bij de provinciale Commissiën ter aflegging van het examen tot admissie aandienen; en er is geen twijfel aan, of onze kweekelingen zullen niet aarzelen, om als Heel- | |
[pagina 381]
| |
meesters zich te doen onderzoeken, en diegenen, welke zich ten platten lande willen nederzetten, eerst dit examen afleggen na volbrenging van het eerste. Het tweede, dat particulieren doen kunnen, om de Genees- en Heelkunde te bevorderen, moge in het volgende bestaan: Er worde eene Maatschappij opgerigt voor behoeftige kunstoefenaren. Het doel dezer Maatschappij zal zijn, behoeftige kunstoefenaren te ondersteunen, pro rato het getal hunner kinderen en dienstjaren. Deze ondersteuning zal bestaan in geld, geneesmiddelen, werktuigen en de meest nuttig erkende boeken, waarbij hunne kieschheid zoo veel mogelijk zal gespaard worden. Tot het verkrijgen van deelgenootschap in de gemelde Maatschappij wordt gevorderd: A, voor de bestaande kunstoefenaren ten platten lande, het bewijs van tien achtereenvolgende jaren de praktijk te hebben uitgeoefend, en te hunner woonplaatse voordeelig bekend te zijn; of het vertoonen van het diploma van Heelmeester voor eene stad; - B, voor de aan te komenen ten platten lande, het diploma van Heelmeester voor eene stad, behalve hun diploma van Heelmeester ten platten lande: dit laatste alleen mag in geene aanmerking komen. Tot het bekomen van ondersteuning door de Maatschappij wordt gevorderd het bewijs van ten minste zes jaren deelgenootschap aan de Maatschappij, de last van meer dan twee kinderen, en het voordeelig bekend zijn bij de Maatschappij en de gemeente. Het uitreiken van boekgeschenken wordt niet regelregt als ondersteuning beschouwd. De administratie der Maatschappij, het maximum der toelagen, het bedrag der inlagen en de aard der ondersteuning zullen nader geregeld worden. Zietdaar in deze beide inrigtingen alles, wat door particulieren kan gedaan worden, om, zonder een' tweeden stand in de Geneeskunde te helpen vestigen, der Genees- en Heelkunde ten platten lande bevorderlijk te zijn. Van Landswege kan en moet veel meer gedaan worden; en het zij ons vergund, eenige algemeene denkbeelden hieromtrent voor te dragen: 1o. Dat het bestaan van Heelmeester ten platten lande op- | |
[pagina 382]
| |
houde, en het examen voor de Heelmeesters zoodanig worde gewijzigd, dat het onderzoek tevens over de eigenlijke Geneeskunde loope. 2o. Dat aan de Med. Doctores tevens de verpligting worde opgelegd, om ten minste alle die operatiën, welke ongelukkige gevallen op heeter daad vereischen, tot het voorwerp hunner studiën te maken, ten einde dezelve bij dringende noodzakelijkheid te kunnen uitoefenen. (Beide deze punten acht ik allernoodzakelijkst, daar de Geneesheer doorgaans te weinig Heelmeester is, en de laatste te weinig Geneesheer. Genees- en Heelkunde kunnen niet gescheiden worden, dan ten nadeele der menschheid: dit is reeds van overlang betoogd. Ten haaffGa naar voetnoot(*), plenckGa naar voetnoot(†), richerandGa naar voetnoot(‡), heyligersGa naar voetnoot(§) betoogen dit even nadrukkelijk, en de aard der zaak leert het onbetwistbaar. De Geneeskunde is uit de Heelkunde uitgegaan, en broussais heeft de gronden voor zijn stelsel alleen in de Heelkunde gevondenGa naar voetnoot(**). Het is daarom natuurlijk, dat de Heelmeester op bovengemeld Instituut tevens tot Geneeskundige gevormd worde, en het doel zal volkomen bereikt worden, indien de Geneesheer tevens Heelkundige zij.) 3o. Dat er in elke provincie des Rijks zoodanig een Instituut, als wij boven beschreven hebben, opgerigt worde; en dat geene andere kweekelingen, dan van een dezer gestichten, tot het provinciaal examen worden toegelaten. 4o. Dat er slechts een bepaald getal kunstoefenaren ten platten lande toegestaan worde: in gemeenten van 500 tot 1000 zielen, één Heelmeester; van 1000 tot 2000, één Med. Doctor en één Heelmeester; van 2000 tot 5000, twee Med. Doctores en drie Heelmeesters: gemeenten beneden de 500 zielen moeten geneeskundig gecombineerd worden; in die boven de 5000 zielen kan de concurrentie niet meer nadeelig zijn. | |
[pagina 383]
| |
(Wij hebben van soortgelijke bepalingen het voorbeeld in de Notarissen en Schoolonderwijzers: waarom zouden de Geneeskundigen niet van een gelijk voorregt mogen jouisseren? De slechte staat der Geneeskunde ten platten lande is voornamelijk aan de armoede der kunstoefenaren te wijten; neem deze weg, en de eerzucht zal wederkeeren. Te regt heeft de Heer j.r.l. von kirckhoff dit zelfde omtrent de Militaire Geneeskunde aangemerktGa naar voetnoot(*). De belooningen zijn niet geëvenredigd aan de waardigheid van den stand; en zal de Geneeskundige ten platten lande waarlijk zijn, die hij zijn moet, en wat men met regt van hem kan eischen, dan moet hij ook minder dan een arbeider om het brood behoeven te zwoegen, en wel zoo veel te minder, als zijn stand hem niet het minste vooruitzigt tot verbetering opent.) 5o. Dat de jaarlijksche appointementen en toelagen ten platten lande bij tarief vastgesteld worden, in omgekeerde rede van de bevolking; terwijl een ander tarief de toelagen voor de behandeling der armen bepale. Wanneer dit een en ander tot stand mogt gebragt worden, hoe veel zal dan de Genees- en Heelkunde ten platten lande niet gewonnen hebben; hoe veel zal er dan niet gedaan zijn aan derzelver wezelijke bevordering! Men zegge niet, dat een halve en onvolkomene staat, voor zoo veel het eigenlijke geneeskundige en artsenijmengkundige betreft, daarbij voortduurt. Geenszins. Wat het eerste betreft, de Heelmeester, nu geheel Heelmeester zijnde, heeft van zelf oneindig betere begrippen van de Geneeskunde verkregen. De bestudering der schriften van een' bichat, chaussier, pinel en broussais, zoo als wij vooronderstellen dat zij op de Instituten onderwezen worden, en de ervaring aan het ziekbed geven daarvoor genoegzamen waarborg. En belangende het laatste, komt het ons voor, dat de eenvoudige kunst van geneesmiddelen niet te bereiden, maar zamen te stellen, zoo als het ook de Geneesheer ten platten lande verrigt, tot de uitoefening der Genees- en Heelkunde noodzakelijk behoort; gelijk de wetenschap, waarvan deze eene wijziging kan heeten, aan de Genees- en Heelkunde voor het overige vreemd, in het gebied der Schei- en Natuurkunde te huis behoort.
P.A.v.d.B. |
|