| |
Zeeslag bij Alta-Gracia, in het lagoen van Maracaïbo.
De Zeeslag in het Lagoen van Maracaïbo heeft vóór eenigen tijd de Republiek Columbia van derzelver gevaarlijken vijand, den Generaal morales, bevrijd, en den oorlog doen ophouden. Dezelve heeft wel eenige overeenkomst met den strijd op Pampus tegen bossu; hoewel anders de oprigting der Columbiaansche en die der Nederlandsche Republiek weinig overeenkomst met elkander hebben, dan dat zij beide zich van de Spaansche heerschappij onafhankelijk maakten. De dag, waarop deze zege bevochten werd, behoort onder de roemrijkste van Columbia, en de zwarte Bevelhebber padilla, (een donkere Sambo, iets helderder dan een Neger, eerst Visscher, daarna Matroos, en thans Bevelhebber
| |
| |
der Columbiaansche Zeemagt) aan wien men dezelve te danken heeft, onder derzelver voornaamste mannen.
De toestand der zwakke Columbiaansche Republiek begon bedenkelijk te worden. Het beleg van Porto-Cavello was door den Spaanschen Scheepskapitein laborde ontzet, die bij deze gelegenheid twee Columbiaansche Korvetten nam. Behalve de troepen, waarmede bolivar naar het Zuiden (Quito) gegaan was, bestond er geene andere magt, om morales van Maracaïbo te verdrijven. Sedert September 1822 was er wel eene expeditie te Rio la Hache tegen morales uitgerust, waarbij zich van alle kanten, zelfs van Laguayra, troepen gevoegd hadden, die ook werkelijk, ten getale van 5000 man, in de maand Mei 1823, naar Maracaïbe optrokken; doch morales ging dezelve met 2500 man te gemoet, waarop zij, zonder slag te leveren, naar Rio la Hache terugtrokken, na veel door ziekte en gebrek geleden te hebben.
Padilla blokkeerde, met eene Korvet, eenige Brikken en Schooners, het Lagoen van Maracaïbo; en, zoo laborde, (hetgeen hij zeer gemakkelijk had kunnen doen) na zijne overwinning voor Porto-Cavello, met zijn Fregat dadelijk naar Maracaïbo gezeild ware, had hij het Independentsch Eskader van padilla, hetwelk te los Taccos gerust ten anker lag, met meer gemaks kunnen vernielen, dan dat voor Porto-Cavello; maar hij deed zulks niet: hij bleef twee maanden te Porto-Cavello liggen, en kwam daarna nog eene maand in de haven van Curaçao uitrusten.
Zoodra padilla het voorgevallene te Porto-Cavello vernam, meende hij reeds laborde achter zich te zien, en verliet terstond zijne ankerplaats. Er stonden maar twee wegen voor hem open, óf om met zijn geheel Eskader de blokkade op te breken en zijn behoud onder de batterijen van Karthagena te zoeken, óf om te beproeven, hetgeen men tot heden toe voor onmogelijk gehouden had, met zijn Eskader de Bar van Maracaïbo te forcéren, welke door het Fort San Karlos verdedigd wordt, en dus in het Lagoen te komen, alwaar laborde met zijn Fregat en de Korvet hem niet volgen kon. Hij koos het moeijelijkste en gevaarlijkste, zond de Korvet, met weinig volk er op, naar Karthagena, en zeilde den volgenden dag met het overige Eskader over de Bar, alwaar nog nooit, wegens de ondiepte, eene Brik overgegaan was. Na zwaren arbeid en met verlies
| |
| |
van eene Brik, le grand Bolivar, van 20 stukken, Kapt. jolly, welke aan den grond bleef zitten en verbrand werd, gelukte het hem, de ondiepten over te komen, meester van het Lagoen te worden, en daardoor den Generaal morales in eenen hoogstonaangenamen toestand te brengen.
Drie maanden bleef padilla in het Lagoen, nam van de overzijde van hetzelve het korps van den Generaal manrique aan boord zijner vaartuigen, waarmede men meende morales aan die zijde aan te vallen, wanneer de expeditie van Rio la Hache van den anderen kant kwam opdagen. Toen morales de troepen van Rio la Hache te gemoet trok, maakte dit korps zich ook werkelijk meester van Maracaïbo, plunderde de stad, doch scheepte zich terstond weêr in, toen morales terugkwam.
De laatstgenoemde was intusschen met zijne gewone werkzaamheid en ijver bezig, om te Maracaïbo een Eskader uit te rusten, waarmede hij padilla wilde bevechten. Hij bemande de vaartuigen, die hij bij de inneming van Maracaïbo genomen had, maakte van zijne soldaten matrozen, deed nieuwe vaartuigen bouwen, waartoe hij ook zijne soldaten gebruikte, en waagde eindelijk, tot twee malen toe, padilla aan te tasten; dan, beide keeren stootte hij zijn hoofd, en moest met verlies wijken.
Nu hoopte hij op de komst van laborde, met wiens hulp hij zijn oogmerk dacht te bereiken. Eindelijk verscheen deze; doch hij kon met zijne vaartuigen niet over de Bar komen, liet dezelve daarom te los Taccos ten anker liggen, en ging met slechts 100 matrozen (van welke hij er slechts elf heeft terug bekomen) aan boord van eenige vaartuigen, die hij reeds vroeger van Porto-Cavello gezonden had, naar Maracaïbo. Deze kundige, voorzigtige, doch geenszins werkzame Scheepsbevelhebber raadde terstond morales af, eenen zeeslag op het Lagoen tegen padilla te ondernemen, dewijl deze (die zich altijd, inzonderheid bij het nemen van Karthagena en St. Martha, als een bijzonder dapper man gedragen had, en op wien het volk zeer vertrouwde) eene te groote overmagt bezat, wel niet in getal van vaartuigen, maar in kaliber, hetgeen in eenen zeeslag zoo veel afdoet. De Columbiaansche Bevelhebber padilla had Brikken van 20, van 16 en van 12 stukken geschut; terwijl het Eskader van morales geene grootere vaartuigen had, dan van 7 stukken. Daarenboven had padilla geoefende
| |
| |
matrozen, oude kapergasten, als ook Engelsche Officieren en matrozen van de Korvet the Constitution; terwijl het Eskader van morales voornamelijk met landsoldaten bemand was. Ook stelde laborde hem voor, om liever Maracaïbo te verlaten, het Fort San Karlos goed te proviandéren, zich aan boord van zijn Fregat the Constitution te begeven, en met zijne troepen eenen aanval op Laguayra en Caraccas te doen, welke plaatsen van weinige troepen voorzien waren. Doch morales, die bij goede militaire hoedanigheden eene groote stijfhoofdigheid voegt, was onverzettelijk, en wilde eerst padilla bevechten, en dezen (volgens zijne uitdrukking) zijn graf doen vinden in het Lagoen. Hij verzamelde zijne vaartuigen, welke, na eene vorige nederlaag, zich niet meer veilig onder het onversterkte Maracaïbo achtten en bij het Fort San Karlos ten anker lagen, vereenigde daarmede ééne Brigantijn en twee Schooners, die van Porto-Cavello waren gekomen, en rustte zijn Eskader uit, om padilla aan te tasten. Doch deze kwam hem voor. Op den 24 Julij ging padilla des morgens op alle zijne vaartuigen rond, wist het volk tot moed en geestdrift op te wekken, en maakte des middags om twee ure van een' gunstigen wind gebruik, om het Spaansch Eskader, 't welk te Alta-Gracia ten anker lag, te overvallen. Het gevecht was in weinige oogenblikken algemeen, en van beide kanten hardnekkig. Eene Columbiaansche Schooner werd geënterd en genomen, doch kort daarna weder hernemen. De Spaansche Brigantijn Esperanza werd hevig aangevallen, en verloor het grootste gedeelte harer manschap;
waarop de Kapitein (volgens te voren gedane belofte) den overgeblevenen matrozen beval in zee te springen, eene brandende lont in de kruidkamer wierp, en zich in de lucht deed vliegen, waardoor eene Columbiaansche Schooner, welke daar naast lag, zeer veel leed. Eene Spaansche Faluche deed zich insgelijks in de lucht vliegen. Intusschen hadden zich morales en laborde, aan boord van de Schooner Especuladora, in het gevecht begeven; ook hadden alle Spaansche vaartuigen hunne kabels gekapt, en verdedigden zich wanhopend. De Columbiaansche vaartuigen, die bovenswinds lagen, rigtten eene vreesselijke vernieling aan onder de kleinere Spaansche schepen. Evenwel hielden de Spanjaarden het nog tot tegen den avond uit; toen redden zich nog eenige vaartuigen met de vlugt, en ook morales en laborde hadden het geluk, te
| |
| |
Maracaïbo aan te komen; maar 69 van hunne Officieren en omtrent 800 soldaten vonden in dit gevecht hunnen dood.
Met dezen zeeslag was alles verloren. Morales had zichzelven met de snelzeilende Schooner Especuladora kunnen redden; maar hij wilde zijne troepen, die zoo veel met hem uitgestaan hadden, niet verlaten. Laborde ging met de Especuladora naar zijn Fregat, en vertrok, in het gezelschap van de Korvet de Ceres, naar Curaçao. Morales was genoodzaakt, eenige dagen daarna, eene kapitulatie te sluiten, waarbij de weinige vaartuigen, die van de dertig, uit het gevecht voor Alta-Gracia waren ontkomen, benevens al de wapenen en ammunitie, in handen der vijanden gesteld, en de stad Maracaïbo en het Fort San Karlos werden overgegeven, en waarbij morales en zijne manschappen, die echter grootendeels uit Inboorlingen bestonden, zich onder eede verbonden, nimmer de wapenen tegen Columbia te zullen voeren.
Dus verdween met dit gevecht de laatste hoop der talrijke geëmigreerde Spanjaarden, die nu hunne bezittingen voor altijd aan de Negers en Kleurlingen moeten afstaan, uit welke thans voornamelijk de Republiek Columbia bestaat, en binnen weinig tijds geheelenal bestaan zal.
Deze nederlaag der Spanjaarden is mede eene der rampen, die het Spaansche volk aan den Koning van Frankrijk, als uitvoerder der besluiten van het Congres van Verona, te wijten heeft. Want hadden de ongelukkige gebeurtenissen in het begin des jaars 1823 in Spanje geene plaats gehad, zoo zouden de Constitutioneelgezinde eilanden Cuba en Porto-Rico morales niet in den steek gelaten, maar hem eenige gewapende Brikken hebben gezonden, waaraan het morales ontbrak, om dit zeegevecht te winnen, en hoedanige er zich op die beide eilanden 10 of 12 bevinden. Dit deden zij nu niet, omdat zij, door den inval der Franschen in Spanje, de goede zaak voor verloren hielden, en verder alle opofferingen noodeloos achteden. Om die zelfde reden weigerden de kooplieden van Cuba de 100,000 patajos tot de expeditie van laborde te betalen, waarvoor zij, vóór den inval der Franschen in Spanje, ingeteekend hadden. Daarenboven is dit gevecht voor de Spanjaarden verloren gegaan, omdat zij geene bekwame matrozen hadden, en van dezen was laborde op zijn Fregat en Korvet wèl voorzien; maar hij durfde geen genoegzaam getal van dezelve afnemen, vermits in deze
| |
| |
wateren Fransche oorlogsvaartuigen verschenen waren, die achter hunne witte vredevlag krijgzuchtige oogmerken verborgen, en voor welke dus laborde op zijne hoede wezen moest.
Ware het verlies van het gevecht bij Alta-Gracia nog maar de eenigste ramp, welke de Franschen aan Spanje thans veroorzaakt hebben! |
|