De drie vrienden.
Parabel.
Vertrouw geenen vriend, vóór gij hem beproefd hebt: aan de gastvrije tasel vindt men er meer, dan aan de deur der gevangenis.
Een man had drie vrienden: twee van hen beminde hij zeer; de derde was hem tamelijk onverschillig. Eens werd hij voor het geregt geroepen. ‘Wie van u,’ zeide hij, ‘wil met mij gaan en voor mij getuigen? Ik ben zwaar beschuldigd, en de Koning is zeer toornig op mij.’
De eerste zijner vrienden ontschuldigde zich aanstonds, dat hij niet met hem konde gaan, van wege zijne bezigheden. De tweede begeleidde hem tot aan de deur van het regthuis, en keerde toen terug, uit vreeze voor den toornigen regter. De derde, op wien hij het minst gebouwd had, ging mede binnen, en pleitte voor hem zoo vrijmoedig en overtuigend, dat de regter hem op de vereerendste wijze ontsloeg.
Drie vrienden heeft de mensch op deze wereld: hoe gedragen zij zich jegens hem in het uur des doods, wanneer God hem voor zijnen regterstoel daagt? - Het Geld, zijn beste vriend, verlaat hem het eerst, en gaat niet met hem. Zijne Verwanten en Vrienden begeleiden hem tot aan de poorte des grafs, en keeren weder naar hunne woning. De derde, dien hij in zijn leven het meest veronachtzaamde, zijn zijne Goede Werken; deze begeleiden hem tot den troon zijns Regters; zij gaan vooruit, pleiten voor hem, en zij alleen vinden barmhartigheid en genade.
Z.