| |
Levensbijzonderheden van den vermaarden Engelschen schilder, Benjamin West.
(Gentlemans Magazine. 1820.)
Benjamin west, Esq., die op den 10 Maart 1820, in het 82ste jaar zijns levens, als President van de Koninklijke Akademie der Schilderkunst, gestorven is, behoort te zeer onder de merkwaardige kunstenaars der afgeloopene Eeuw, en zijn roem is door geheel Europa te zeer verbreid, dan dat wij twijfelen konden, of een kort overzigt zijns levens den Lezeren van dit Tijdschrift welkom zoude zijn.
| |
| |
Hij werd op den 10 October 1738, te Springfield, in Chester-county, in Pennsylvanië, geboren. Zijne voorouders trokken, als kwakers, met den beroemden wetgever van Pennsylvanië, uit Engeland; terwijl john west, de vader van onzen kunstenaar, mede tot dat kerkgenootschap behoorende, hen naar Amerika volgde, waar de overige leden zijner maagschap zich reeds gevestigd hadden. Hij huwde aldaar aan eene derzelven, bij welke hij tien kinderen verwekte, en waarvan onze benjamin de jongste was. Van vaderszijde stamde hij in regte lijn af van Lord delaware, die zich in de oorlogen van eduard III, en in den slag van Cressy onder den zwarten Prins, onderscheiden heeft. De Overste james west, de vriend en wapenbroeder van den beroemden hampden, was de eerste van zijn geslacht, die de leer der kwakers omhelsde. Van moederszijde was thomas pearson, de grootvader van onzen kunstenaar, de bekende vertrouwde vriend van william penn.
Een slapend kind, op welk benjamin west, nog flechts zeven jaren oud, bij afwezigheid zijner moeder, passen moest, was het voorwerp, dat zijn kunsttalent het eerst wekte en openbaar maakte. Toen eens dit kind in den slaap lachte, werd de knaap door de schoonheid van hetzelve zoo sterk getroffen, dat hij pen, inkt en papier nam, met oogmerk om eene beeldtenis daarvan te vervaardigen, hoezeer hij nog nimmer teekening of schilderstuk gezien had. Een jaar daarna werd hij naar de naastbijgelegene school gezonden. In de speeluren veroorloofde men hem, met pen en inkt te teekenen; want niemand zijner bloedverwanten kon hem betere werktuigen bezorgen. In den loop van dien zomer leide een gezelschap van Indianen hun jaarlijksch bezoek te Springfield af. Zeer tevreden over de teekeningen van vogels en bloemen, die benjamin hun toonde, leerden zij hem daarvoor die roode en gele verwen te bereiden, waarmede zij gewoon zijn hunne versierselen te beschilderen; hierbij voegde zijne moeder nog de blaauwe, door een stukje in- | |
| |
digo, dat zij hem gaf, en op die wijze kwam hij in het bezit der drie hoofdkleuren. Zijne teekeningen trokken van tijd tot tijd de opmerkzaamheid der geburen tot zich. Toen deze eens hun leedwezen te kennen gaven, dat deze jonge kunstenaar nog geene penseelen bezat, vroeg hij met geestdrift, wat dat ware, en men beschreef hem dezelve, als kemelsharen, in eene penneschacht vastgemaakt. Daar hij echter zulke haren niet verkrijgen kon, zoo behielp hij zich daarmede, dat hij met de schaar zijner moeder eenige haren van den staart der kat afsneed. De vader ontdekte, na eenige herhalingen van dezen roof, het veranderde voorkomen van dezen zijnen lieveling, en klaagde daarover, zoekende de oorzaak in eenige onpasselijkheid van het dier: toen zijn zoon hem echter, met bescheidenheid, de ware oorzaak ontdekte, verblijdde zich de achtingwaardige man hartelijk over den vindingrijken
geest van zijnen zoon. In het volgende jaar ontving het huisgezin van west een bezoek van den Heer pennington, een' koopman uit Philadelphia. Deze bewonderde het kunsttalent van den knaap, en zond hem, na zijne terugkomst in de stad, een kistje met verwen, penseelen, eenige stukjes doek en zes platen van grevling ten geschenke. Niets kon er halen bij de verrukking van west, op de ontvangst van dit geschenk! De dageraad schemerde nog ter naauwer nood des volgenden daags aan den hemel, of hij stond reeds op, bragt zijn kistje boven op een kamertje onder het dak, vervaardigde een palet, en begon de figuren uit de platen na te teekenen. Geheel ingenomen met zijne kunst, vergat hij naar de school te gaan, en zag eerst zijne huisgenooten bij het middagmaal weêr, zonder echter met een enkel woord te gewagen van hetgene, waarmede hij bezig was. Na den maaltijd gaf hij zich op nieuw, in eenzaamheid, aan zijne studiën over, en wijdde zich aldus eenige dagen achtereen aan het schilderen. De schoolmeester liet eindelijk vernemen, wat toch de oorzaak ware, dat hij niet ter school gekomen was. Zijne moeder herinnerde zich nu, dat zij benjamin wel iederen morgen had zien naar boven
| |
| |
gaan, maar niet weder afkomen, en vermoedde nu ook, dat het kistje met verwen dit schoolverzuim zou hebben veroorzaakt. Zij ging dus terstond naar boven, en vond hem ook werkelijk bezig met schilderen. Haar toorn bedaarde echter, zoodra zij zijn werk zag; ja, in eene opwelling van blijdschap, kuste zij hem, en verzekerde, dat zij haar best wilde doen, om te bewerken, dat hij niet gestraft werd. Met het grootste genoegen verzekerde west naderhand meermalen, dat het deze moederlijke kus geweest is, die hem tot eenen schilder heeft gemaakt. Zijne moeder gedoogde echter niet, het schilderstuk te voltooijen, opdat niet weder mogt bedorven worden, wat hem zoo ongemeen gelukt was. (Zevenenzestig jaren naderhand werd hem dit stuk door zijnen broeder naar Engeland overgezonden; en de President toonde het aan iederen vreemdeling, die zijne werkplaats bezocht, met de betuiging, dat het hem, met al zijne sedert dien tijd verworvene ondervinding en kundigheden, niet mogelijk zou zijn, eene enkele kleur beter aan te leggen.)
Kort hierna kwam west bij zijnen vriend pennington te Philadelphia, en geraakte, terwijl hij bezig was een gezigt op de rivier met schepen te schilderen, in kennis met zekeren Schilder williams, die hem de werken van dufresnois en richardson leende. Deze deden nu zijne geestdrift voor de kunst nog hooger rijzen, en waren hem in zijne vorderingen zeer behulpzaam. (Na zijne terugkomst in Springfield hield hij zich bezig met, in de werkplaats eens schrijnwerkers in zijne buurt, op stukken beschot van gebroken meubelen te schilderen.) Deze schetsen werden sedert door de Amerikanen zeer gezocht, en tot ongehoorde prijzen gekocht. Een jaar na zijn bezoek te Philadelphia kwam de jonge west weder in Chester-county. Hier schilderde hij eene reeks van portretten, en leerde bij die gelegenheid william henry, een' beroemden Werktuigkundige, kennen, die zich door zijne bekwaamheid een aanzienlijk vermogen had verworven, en die hem het eerst bepaalde, zich op het historieschilderen toe te leggen. Het onder- | |
| |
werp van zijn eerste historisch schilderstuk was de dood van socrates, welken henry voor hem uit plutarchus vertaalde. - Door den invloed van henry werd hij nu, tot aan zijn 16de jaar, naar Philadelphia bij den Proost smith gezonden, om de oude talen te leeren. Toen hij dezen ouderdom bereikt had, werd er eene algemeene beraadslaging der kwakers over zijnen volgenden levensstand gehouden, en, na veel over en weêr sprekens, eindelijk besloten, dat hij zich aan de Schilderkunst zou toewijden.
In den jare 1760 begaf hij zich van Philadelphia naar Livorno, waar hij brieven van voorschrijving aan vele der voornaamste personen te Rome ontving; waardoor het hem nu gemakkelijk werd, in gemeenzame betrekkingen met mengs, battoni en andere voorname Romeinsche kunstenaars te geraken.
Nadat hij eenigen tijd in de hoofdstad der oude wereld had doorgebragt, keerde hij weder naar Livorno terug, en ging van daar naar Florence, waar hij in de galerijen der schilderkunst zijne studiën zoo ijverig voortzette, dat zijne gezondheid daaronder aanmerkelijk leed. Toen hij zijne reis door Italië volbragt had, ging hij over Frankrijk naar Londen, bezocht nog andere steden van Engeland, en was voornemens naar Amerika terug te keeren, wanneer de beroemde Schilders reynolds en wilson hem bewogen, zijn besluit te veranderen, en in Engeland te blijven. Vóór zijn vertrek uit Philadelphia had hij zich aan Miss shewel verloofd; en toen hij haar zijn besluit, om in Engeland te blijven, had te kennen gegeven, kwam zij met zijnen vader naar Engeland over, en het jonge paar werd in 1764 te Londen in den echt vereenigd.
In het volgende jaar werd west gekozen tot Bestuurder van het Gezelschap van Kunstenaars (Society of Artists), hetwelk drie jaren daarna in de Koninklijke Akademie werd ingelijfd, in wier oprigting west veel deel genomen heeft. Te dien tijde schonk de laatst overleden Koning, aan wien hij door Dr. drummond, Aartsbisschop
| |
| |
van York, voorgesteld werd, hem vele blijken van bijzondere oplettendheid. Bij gelegenheid zijner voorstelling gaf de Koning hem last, een beeld van regulus te vervaardigen: dit was het eerste stuk, dat west, bij de opening der Koninklijke Akademie in 1769, ten toon stelde; en sedert dien tijd heeft zijne werkzaamheid nog niet haars gelijken gehad, zoo wel in hoeveelheid als verscheidenheid van voortbrengselen; want er was geene Tentoonstelling, die niet op eenig uitstekend werk van zijn genie mogt bogen.
Gedurende den kortstondigen vrede van Amiens vertrok west naar Parijs, om de werken van kunst aldaar te bezigtigen. Toen den toenmaligen Koning zijn voornemen bekend gemaakt werd, gaf hij hem brieven van aanbeveling mede aan den Engelschen Afgezant en aan de hooge Ambtenaren aldaar. Te Parijs ontving hij almede vele vleijende blijken van onderscheiding, en in Engeland zelve werden geene eerbewijzen gespaard te zijner verheffing. In 1772 werd hij tot Historieschilder des Konings, en in 1790 tot Opziener over de Koninklijke Schilderstukken benoemd. In 1791 werd hij tot President der Koninklijke Akademie, en nog in hetzelfde jaar tot Medelid eens Gezelschaps van Liefhebbers (Society of Dilettanti) gekozen. In 1792 werd hij Medelid van het Genootschap der Oudheidkundigen (Society of Antiquaries), en in 1801 tot Bestuurder van het Vondelingshuis benoemd. In 1804 werd hij Lid van het Koninklijk Instituut (Royal Institution). Buitenslands verkoos men hem tot Lid der Akademie van Florence, van het Nationaal Instituut te Parijs, en van het Filozofisch Gezelschap te Philadelphia. Even zoo was hij ook Lid van het Gezelschap ter bevordering van Kunsten en Wetenschappen te Boston, en van de Akademie der Kunsten te Nieuw-York.
Op het einde van zijn langdurig en werkzaam leven, dat geheel aan de beoefening van het hoogere gedeelte der kunst was gewijd, vervaardigde west het grootste schilderstuk, dat nog ooit ten toon gesteld was; en een ander, in hetwelk zich de grootste kracht van vinding en
| |
| |
uitdrukking vereenigde. Het eene was het groote beeld van den Heiland, door pilatus aan het volk voorgesteld; het andere christus, eenen lammen genezende. In 1816 had deze beminnenswaardige kunstenaar en mensch het ongeluk van zijne echtgenoote, met welke hij meer dan 50 jaren was gehuwd geweest, te verliezen.
West heeft twee Brieven geschreven over den voordeeligen invloed der Beeldhouw- op de Schilderkunst, die in de Gedenkschriften van Lord elgin, wegens zijne ondernemingen in Griekenland, gedrukt zijn; bovendien is hij de steller eener Redevoering, ter gelegenheid der Prijsuitdeeling aan de Kweekelingen der Koninklijke Akademie gehouden, alsmede van eene Aanspraak bij derzelver algemeene jaarlijksche vergadering in 1793.
Hij laat twee zonen na, die zijne nalatenschap, hoofdzakelijk uit talrijke werken van zijn eigen kunstpenseel en eenige uitgelezene stukken van oude Meesters, voornamelijk van titiaan, bestaande, erfden. Het geheel wordt op 100,000 pond sterlings waarde geschat. |
|