hand, daarnevens ging, ook snel genoeg. Ook bemerkten wij, dat het gevaar van het ontvlammen der slede door een' aan den hoek der koetskast aangebragten, met vloeistoffen gevulden buidel verhoed werd, waarmede van tijd tot tijd de slede van onderen natgemaakt en de grond bevochtigd wordt. Dat deze sledevaarten des zomers dienen tot behoud van de inderdaad voortreffelijke bestrating, welke zij zelfs nog meer schijnen vlak te maken en te bevestigen, is veel waarschijnlijker, dan dat men daarbij aan den onvasten grond, op welken de stad gebouwd is, gedacht, en de te sterke en veelvuldige schuddingen der gebouwen, door het rollen der rijtuigen, daardoor getracht hebbe te verminderen. Wij vonden het ongewone voertuig inderdaad zoo behagelijk, dat wij gaarne later de woning des Heeren duker zouden bereikt hebben.
Bovenstaande sledevaart-beschrijving zij den goeden Vader niemeijer kwijtgescholden; zij getuigt voor 't minst van zijne welmeenendheid: ook deze willen wij hem niet ontzeggen bij den volgenden trek, rakende de Doopsgezinden; schoon wij het eenen man, als niemeijer, minder kunnen vergeven, dat hij te dezen zoo kwalijk onderrigt zich voordoet: ‘Ongelijk talrijker (dan de Lutherschen) zijn de, in verscheidene takken gedeelde, Doopsgezinden of Mennonieten, eene veredelde nakomelingschap van de Wederdoopers der zeventiende eeuw. Zij zijn een nieuw bewijs, dat, zoodra slechts in den beginne zeer overspannene partijen van hare dwalingen terugkomen en rustig worden, juist uit deze zich eene regt waardige gemeenschap van godvruchtige menschen vormen kan.’