Zendelingen. Veelal landbouwers, die zaaijen, zonder alvorens den grond om te ploegen.
Zenuwachtig. In de mannen eene zwakheid; in de vrouwen een vermogen.
Ziel. Het eigenaardige eener ziel is, dat zij huisvest in het ligchaam, dat haar toebehoort; doch hoe veler ziel zit in de geldkist en.... waar niet al in? Eene gevulde flesch verdient boven dezulken de voorkeur, omdat zij de ziel in zichzelve heeft.
Zielverkoopen. De oudste, en voorheen ook de voordeeligste, handelstak. Doch de speculanten beginnen in te zien, dat men van de zielen meer partij kan trekken als fabrikaat, dan als grondstof regelregt in den handel gebragt.
Zien. Die ziet, wat niemand anders ziet, is ziek van ziel of van gezigt. Zie B., C. en D.
Zinnen. Die door de zinnen op het volk werkt, spreekt door het venster; doch die zich regelregt tot het verstand rigt, tegen den muur.
Zotskap. De wijsheid is dàn regt wijs, als zij eene zotskap weet op te zetten, wanneer het wezen moet.
Zotten. Zonder zotten geene zamenleving, beter gezegd dan: geene zamenleving zonder zotten.
Zout. De kok, die zout vergeet of niet weet te gebruiken, kan niet voldoen; zoo ook niet redenaars en dichters zonder smaak.
Zuid-Amerika. Perceeltje bosch- en weiland, toekomende aan den Koning en Heer ferdinand VII, doch op welk hij zoo min hypotheek kan krijgen als op zijne landgoederen in de maan.
Zuinigheid. Strekt om toe te komen; Spaarzaamheid, om over te houden. Gelukkig, die het van de eene tot de andere deugd brengen mag!
Zuiverheid (van leer). Kan alleen door den reinen van harte beoordeeld worden, al ware hij ketter.
Zwakheid. Erger dan Misdrijf, omdat zij er de moeder van is.
Zwanezang. De zwanezang van een slecht dichter is altijd zijn fraaiste zang, omdat het eind eens dings altoos beter is dan zijn beginsel.
Zwarigheden. Ongelukkig, die, als Atlas, den hemel op zijne schouderen torscht, en daarbij zich verbeeldt, glazen beenen te hebben!