| |
Over de cholera morbus der Indiën. Door A. Moreau de Jonnes, Correspondent van de Akademie der Wetenschappen en van het Koninklijk Instituut van Frankrijk.
(Medegedeeld door Professor E.J. Thomassen a thuessink.)
‘Wij weten tot nog toe zoo weinig van die verschrikkelijke ziekte, welke sedert korte jaren eerst is bekend geworden, zoo zeer een groot gedeelte ook van onze Nederlandsche koloniën in de West-Indiën verwoest heeft, en nog hier en daar hare verwoestingen aanregt, dat ik het niet ondienstig geoordeeld heb, een stukje, hetwelk ik onlangs in het Journal de Médecine vond, van den beroemden moreau de jonnes, die zoo vele verdiensten heeft, ook in ons omtrent de natuur der Gele
| |
| |
Koorts van de West-Indiën voor te lichten, te vertalen, en in dit geacht Maandwerk mede te deelen.’
De natuurkundige geschiedenis van de meeste landen, buiten Europa gelegen, kennen wij alleen door de voorwerpen, die men op hunne stranden verzameld en tot ons heeft overgebragt. Men weet weinig van het klimaat, van de gesteldheid hunner dieren en planten, en van de groote physieke gebeurtenissen, waarvan intusschen zoo veel afhangt, hetwelk op het leven en de gesteldheid der menschen invloed heeft. Om derhalve zoo veel mogelijk onze kennis uit te breiden omtrent hetgeen men in verre landen daaromtrent ziet gebeuren, is het nuttig en noodig, dat men uit derzelver jaarboeken alles aanteekene en verzamele, wat de natuurkundige wetenschappen kan ophelderen en tot hare bevordering kan toebrengen. Ik heb daarom gebruik gemaakt van eene menigte openbare stukken, brieven en aanteekeningen, dagbladen, enz. welke echte en belangrijke berigten bevatteden omtrent de pestziekte, in de Indiën bekend onder den naam van Cholera Morbus, in het voorleden jaar in Isle de France en Bourbon ingebragt. Het onderzoek van deze menigvuldige stukken, welke meest in Europa niet bekend zijn, heeft mij de volgende daadzaken als uitkomst gegeven.
Een Engelsch fregat, van Calcutta, en niet, zoo als men gezegd had, van de Philippijnsche Eilanden komende, kwam in November 1819 op Isle de France aan. Gedurende den overtogt waren er op dat schip vele menschen gestorven aan eene ziekte, die, toen het het anker in deze haven wierp, nog daar aan boord heerschte.
De leden van den Gezondheidsraad, die dit fregat aanstonds moesten onderzoeken, verklaarden, dat de ziekte, die zulk eene slagting gemaakt had, niet besmettelijk was, en dien ten gevolge verhinderde men de gemeenschap tusschen dit schip en Port-Louis niet. Onmiddellijk hierna verspreidde zich onder de inwoners eene ziekte, die in
| |
| |
Isle de France geheel onbekend was, die men echter erkende dezelfde ziekte te zijn, die op het fregat heerschte. Het omliggende land, hetwelk met Port-Louis het meest gemeenschap had, ondervond het eerst de uitwerking van dezen geesel, en weldra werd het geheele eiland daardoor aangedaan, behalve eenige plaatsen, die zich van den beginne af aan geheel hadden afgezonderd; onder anderen bleef eene der volkrijkste plantaadjen van alle besmetting vrij, welke alle gemeenschap met de besmette plaatsen had afgesneden. Gedurende zes weken woedde deze ziekte met zulk een geweld, en verspreidde zich met zoodanig eene snelheid, dat er over de 10,000 Negers en eene menigte blanken door werden weggerukt. Het bleek hier duidelijk, dat de ziekte minder besmettelijk was voor de blanken, dan voor de Afrikaansche geslachten, juist omgekeerd van hetgeen er bij de Gele Koorts plaats heeft in de West-Indiën. De geweldige slagting, die deze ziekte te weeg bragt, en de overeenkomst met sommige toevallen, schenen het gevoelen te wettigen, dat dit dezelfde geesel was. Men werd weldra van het tegendeel overtuigd, uit aanmerking van den verschillenden oorsprong, de verschillende toevallen der ziekte, en de zekerheid, dat zij juist bij voorkeur diegenen aantastte, die door de Gele Koorts gespaard werden, terwijl zij diegenen niet aangreep, die het eerst van de Gele Koorts werden besmet.
Sedert het begin van December had men last gegeven, om de gemeenschap te beletten tusschen alle Fransche schepen en Port-Louis, en zich onmiddellijk naar het eiland Bourbon te begeven. Het bestuur van die kolonie had eene strenge quarantaine voorgeschreven voor alle schepen, die van Isle de France kwamen, en eene ordonnantie des Konings stelde de doodstraf op de oefening van gemeenschap met dat eiland, en met de schepen, die daar ter reede lagen.
Deze schikkingen hadden ook eene goede uitwerking, tot dat men in het laatst van December eenige Negers ter sluik invoerde, waarna ook de ziekte te St. Denis, de
| |
| |
hoofdplaats van het eiland Bourbon, uitbrak, zoodat alleen op den 14 Januarij acht slaven daaraan stierven. De meeste inwoners verlieten de stad; om dezelve werd een condon getrokken, en men deed alles, wat mogelijk was, om de ziekte tegen te gaan. Het duurde tot het midden van Februarij, voordat de ziekte verminderde, en tot het begin van Maart, eer zij ophield. Men herstelde de gemeenschap met de andere koloniën niet vóór den 15 April. Het kleine stadje St. Denis, waarvan, door de verhuizing naar elders, de bevolking zeer verminderd was, had omstreeks 256 zieken geteld. Van deze waren 78, dus ⅔, gestorven. Uit de aanteekeningen blijkt, dat van 33 zieken onder de blanken 19, uit 8 van de kleur 5, en van 215 Negers 154 gestorven waren; waaruit dus blijkt, dat de sterfte voor de Europeanen was iets meer dan de helft, en voor de Afrikaansche rassen iets minder dan ¾.
De ziekte heeft zich in het eiland Bourbon met de volgende toevallen vertoond: Eene sterke hoofdpijn; geelachtige kleur der oogen, en ook somtijds van de tong; braking van verschillende stoffen, vooral van gal; een dunne weiachtige afgang, of alleen, of met braking gepaard; de buik nu eens natuurlijk, dan weder een weinig ingetrokken; weinig, troebel water, of belette pislozing; krampen der onderste ledematen, met hevige pijnen; eene algemeene verdooving der zintuigen; kleine, neêrgedrukte pols; ijskoude ledematen; een koud, kleverig zweet; de dood.
Wanneer men de bijzondere toevallen nagaat, heeft deze ziekte veel overeenkomst met de Febris algida of leipyrica, daar de lijders uitwendig koud en inwendig brandend heet zijn. Met opzigt tot de stof, die ontlast wordt, komt zij overeen met de Lienterie; en wat de kleur des afgangs betreft, met den Graauwen Loop. De toevallen, die den dood onmiddellijk voorafgaan, duiden een versterf der ingewanden aan. Met de eigenlijke Cholera Morbus, of Boorts, heeft zij de krampen en braking gemeen.
Men heeft in deze ziekte verschillende behandelingen aangewend; hetwelk genoegzaam aantoonde, dat men de
| |
| |
ziekte niet kende, zoo min als de verschillende wijzigingen daarvan. Op Isle de France heeft men gebruik gemaakt, inwendig, van olijfolie met campher in aether opgelost, in groote glsten toegediend. Hiervan heeft men zoo veel nut ondervonden, dat, zoo als men zegt, de Heer goldam door dit middel van 36 zieke Negers slechts twee verloren heeft. Het is zeer merkwaardig, dat men, in datzelfde jaar, hetzelfde middel in de Havana tegen de Gele Koorts, en te Tanger in de pest van de Levant, met nut gegeven heeft.
Wanneer men de omstandigheden nagaat, die de invoering dezer ziekte vergezeld hebben, dan blijkt het:
1. Dat de ziekte, die de eilanden Isle de France en Bourbon van de maand November 1819 tot het begin van Maart 1820 zoo sel geteisterd heeft, dezelfde is, welke in Indiën sedert 1817 is waargenomen, en derzelver moorddadige uitwerking nog in de maand Augustus l.l. op de bevolking van Bombay uitoefende.
2. Dat deze ziekte zich nimmer op Isle de France of op Bourbon had vertoond, hetwelk men uit de akten dier beide Gouvernementen kan bevestigen, welke beide getuigen, dat deze geesel hun geheel nieuw en onbekend was tot dezen tijd, toen hij op zulk eene treffende wijze aldaar zijne verwoestingen uitoefende.
3. Dat zij aldaar voor het eerst zich geopenbaard heeft, aanstonds nadat zij gemeenschap gchad hebben met schepen en personen, die van deze ziekte aangestoken waren, en die kwamen van eene plaats, waar die ziekte heerschte.
4. Dat op Isle de France, alwaar de Gezondheidscommissie de ziekte voor niet besmettelijk verklaarde, en waar de Regering, dit noodlottig gevoelen aangenomen hebbende, alle voorzorgen tegen de verspreiding had verzuimd, deze geesel zich over het geheele eiland had voortgeplant, en de inwoners had getiend.
5. Dat de Regering van Bourbon, integendeel, die aanstonds de strengste maatregels had genomen, (ondanks de verschillende twisten en tegengestelde meeningen, door onkunde en kwade trouw voortgebragt) op deze wijze
| |
| |
de ziekte beperkt had binnen de palen eener kleine stad St. Denis, en dat die zich niet tot het overige gedeelte van het eiland had uitgestrekt.
6. Dat deze bepaling der ziekte tot eene enkele plaats, zoodat de inwoners daardoor waren afgescheiden, duidelijk bewijst, dat de eerste oorzaak der ziekte niet voortkwam uit de werking van den dampkring, zoo als dit bij epidemische ziekten plaats heeft, daar zij zich niet heeft uitgebreid tot de overige gedeelten van het eiland, die door hunne ligging aan de werking der zelfde athmospheer waren blootgesteld.
7. Dat de ziekte voorzeker niet van de athmospheer konde afhangen, daar gedurende deze ziekte de temperatuur niet hooger, de vochtigheid niet grooter geweest is, noch hier eenige luchtverschijnselen hebben plaats gehad, die men in andere jaren niet heeft waargenomen, en dat overal de volmaaktste gezondheid heerschte.
8. Dat, daar de ligging zoo wel, als alle andere omstandigheden, op Isle de France gelijk zijn aan die van het eiland Bourbon, men erkennen moet, dat alleen het verschillend gedrag der Regering oorzaak is, dat op de Fransche plantaadjen niet meer dan 200, en op de Engelsche 8 à 10,000 menschen gestorven zijn.
Deze verschrikkelijke les is geschikt, om Europa te leeren, waarom de Pest niet ophoudt, de Afrikaansche en Aziatische kusten van de Middellandsche Zee te verwoesten, en waarom de Gele Koorts, die, van Amerika in Spanje ingevoerd, tegenwoordig weder verschijnt, elk jaar in de steden van Andaluzië, even als in de Antilles en de Vereenigde Staten, hare verwoestingen aanregt. De Regeringen worden niet alleen door dit voorbeeld gewaarschuwd tegen het inbrengen van besmettelijke ziekten, en tegen de verschrikkelijke gevolgen, veroorzaakt door die verkeerde raadgevingen, welke door dwaling en hebzucht worden aan de hand gegeven; maar ook de geneeskundige wetenschap vindt in deze gebeurtenis eene nieuwe proef van de ijdelheid dier stelsels, die onherroepelijk het getal en de soorten der smetstoffen bepalen, en
| |
| |
welker auteurs de natuur vermetel wetten voorschrijven, om den engen en beperkten kring hunner waarnemingen niet te overschrijden. Van welken aard ook de ziekte moge zijn, die de eilanden Isle de France en Bourbon geteisterd heeft, dit is zeker, dat zij besmettelijk is, - dat zij geene overeenkomst heeft met eenige andere ons bekende besmettelijke ziekten, en voortspruit uit eene andere smetstof, dan tot nog toe bekend is.
Deze ziekte, die duidelijk zoo wel van de Pest als van de Gele Koorts verschilt, heeft dit met die beide gemeen, dat zij voortgeplant wordt door de gemeenschap met personen en goederen. Zij heeft in vele opzigten overeenkomst met de Cholcra Morbus van Europa, zoodat zij daarvan ook in Bengalen haren naam ontleend heeft. Maar wanneer men in aanmerking neemt derzelver besmettelijken aard, en de uitgebreidheid van derzelver uitwerkingen, dan zal men moeten toestemmen, dat het óf dezelfde ziekte niet is, óf wel, dat toevallige, geïsoleerde, individuéle ziekten, door ons onbekende oorzaken, epidemisch, besmettelijk, en vatbaar worden om overgebragt te worden door menschen en goederen, - om, onder zekere omstandigheden, zich te ontwikkelen en voort te planten, - om zich snel te verspreiden, en de kiem des doods over de oppervlakte van uitgestrekte landen des aardbols te zaaijen.
Men zal een van beide deze gevoelens moeten aannemen, wanneer men de geschiedkundige stukken nagaat, welke weinig bekend zijn, en, in de Oost-Indiën, officiccl zijn opgemaakt, en eerst onlangs in Engeland zijn overgebragt.
Een oppervlakkig overzigt zal genoegzaam zijn, om ons te toonen, welke de geesel zij, die in Bengalen de Cholcra Morbus genoemd wordt. Het zal ons bewijzen, hoe verschrikkelijk snel deze ziekte voortgaat, wanneer zij in de gelegenheid is, zich te midden van eene groote bevolking te ontwikkelen, en niet, zoo als op de eilanden Isle de France en Bourbon plaats had, binnen enge perken van land en bevolking bepaald wordt.
| |
| |
Deze moorddadige ziekte openbaarde zich voor het eerst in Indostan in de maand Augustus 1817. Men meent de eerste sporen daarvan ontdekt te hebben te Jessore, eene stad, op 33 mijlen N.O. Calcutta gelegen, in de Delta van den Ganges; althans is het ontwijfelbaar, dat zij hare verwoestingen in dit gedeelte van Bengalen het eerst uitoefende. Nadat zij het grootste gedeelte der inwoners van Jessore en der omliggende dorpen had weggerukt, verbreidde zij zich langs het geheele land, hetwelk tusschen de verschillende armen van den Ganges gelegen is. Zij volgde toen den loop der noordelijke provinciën, en bereikte Benares, hetwelk meer dan 300 mijlen van Jessore verwijderd is.
Terwijl de ziekte zich nu Noordelijk in Indostan uitstrekte, werd zij door de menigvuldige gemeenschap van den koophandel naar Neder-Bengalen overgebragt, en bereikte weldra de hoofdstad van Engelsch Indië, Calcutta: dit gebeurde in de eerste week van September; dat is, in ééne maand na het begin harer verwoestingen had zij 100 mijlen afgelegd. In het eerst tastte zij maar een klein getal menschen aan, die echter allen stierven. Dagelijks vermeerderde de kracht der ziekte, en zij breidde zich ook overal met verdubbelde snelheid uit. Weldra werden ook verschillende militaire posten van het Engelsch leger, hier en daar verspreid, door de ziekte aangegrepen. Den 18 November bespeurde men ze in het centrum, hetwelk op zijn hoogst uit 10,000 man bestond; hiervan stierven, in twaalf dagen, 3000 man; sommigen brengen dit getal op 5, ja op 8000.
De uitgebreide betrekkingen, welke tusschen Calcutta en de overige deelen van Indië plaats hebben, bevorderden ongemeen de verspreiding der ziekte, even als te Benares, de heilige stad der Hindoos, werwaarts zich van alle kanten onnoemelijk vele bedevaartgangers dagelijks begeven. Uit deze beide punten verbreidde zich nu de ziekte naar het Noordoosten. Zij volgde den loop der rivieren, verwoestte achtervolgens Allahadad, Cawpour, Lucknow en andere volkrijke steden, en kwam dus tot
| |
| |
Delhi, op den 29o Noorderbreedte, meer dan 1000 mijlen van Calcutta. Zij bragt in die stad en in de militaire posten van het Noorden de verschrikkelijkste sterfte aan, en men meende nog onlangs in Bergalen, dat de ziekte niet geheel was opgchouden.
Minder snel plantte zich de besmetting naar het Zuidoosten voort. Zij had meer tijds noodig, om het bergachtige Bundlciund door te trekken. Inmiddels vertoonde zij zich den 18 April 1818 te Jabolpour, aan de zuidzijde van de bergen van Reevah, en in de strekking van de westelijke provinciën van het Indisch schiereiland; zij verspreidde zich onder de troepen, en tastte de posten van Mundelah en Sangour aan; - dan, op het einde der maand scheen zij op te houden. Haar loop was zeer onregelmatig in dat gedeelte van Indostan, waar de groote rivieren ontspringen. In hetzelfde kamp, en onder dezelfde omstandigheden, waren sommige gedeelten der troepen daarvan geheel bevrijd; andere kregen de ziekte zeer ligt, terwijl wederom andere daaronder op de verschrikkelijkste wijze leden. Deze onregelmatigheden stoorden niettemin den voortgang der ziekte niet. Zij verscheen te Nagpour, eene stad, 50 mijlen van Mundelah, en te Jaulnab, 73 mijlen van Nagpour.
Dezelfde lijn van gemeenschap volgende, bezocht zij de groote steden Aarangebah en Amednagar; zij naderde de baai van Cambaye, loopende door Seroor en Poonah.
Den 6 Augustus brak zij uit te Pauwil, een groot dorp, afgescheiden van Bombay door een' zeeärm van 5 of 6 mijlen, maar hetwelk met die stad door eene menigte schuiten gemeenschap heest. Doctor taylor herkende de ziekte, den 9 daaraanvolgende, bij een' man, die dezelve van Pauwil bragt naar Bombay. Doctor jukes getuigt, dat zij zich langs de kust begon te verspreiden, en te Salsette, 7 mijlen van Bombay, werd ingebragt door een militair detachement, hetwelk van Pauwil kwam, om een' gevangenen over te brengen.
Men zag hier duidelijk, dat de ziekte veld won, en van het eene dorp naar het andere werd overgebragt door de
| |
| |
menschen, die de plaatsen, waar de ziekte heerschte, ontvlugteden.
Gedurende de zuidoostelijke mousson volgde de ziekte den weg, die van Bombay naar Salsette leidt, langs het westelijk gedeelte van het eiland Salsette, de gewone communicatielijn van den koophandel. De ziekte nam dit geheele land in, maar verschoonde Malariva, slechts zes mijlen van Bombay verwijderd, omdat zij zich in de eerste stad had vastgenesteld, dewijl er tusschen deze plaatsen weinig gemeenschap plaats heeft, daar geene Engelschen, maar alleen inlanders, dat dorp bij uitsluiting bewonen.
In een officieel rapport van Junij 1819 verklaart de Geneeskundige Commissie te Bombay, dat men verscheidene steden voor deze ziekte bewaard heeft, door alle gemeenschap met de besmette plaatsen op te heffen. Verder verklaart zij, dat het bij haar geen twijfel lijdt, of de ziekte, die in Bengalen onder den naam van Cholera Morbus bekend is, van de eene naar de andere plaats kan overgebragt worden, even zoo als dit in andere gewone gevallen door besmetting geschiedt; dat zij het vermogen heeft, zichzelve voort te planten, door die zelfde middelen, welke in andere besmettelijke ziekten dit vermogen bezitten; dat zij zich vermenigvuldigt door assimilatie, maar dat zij buiten kijf in dit opzigt aan bijzondere wetten onderworpen is, die wij niet kennen.
In de maand April 1819, toen de ziekte nog in Bombay woedde, rekende men, dat 15,945 menschen daarvan aangetast waren, en dat men in de openbare berigten een vierde minder had opgegeven, dan er wezenlijk ziek geweest waren.
De warmte, die op alle andere besmettelijke ziekten zulk eenen sterken invloed heeft, schijnt op deze ziekte niet te werken, daar in alle saizoenen, de thermometer van 32 of 37 tot zelfs op 10o centes. staande, de ziekte geene verandering onderging.
De landen van Indostan, die door deze ziekte aangetast zijn, bevatten 1000 vierkante mijlen. De resultaten,
| |
| |
die het dagblad the Times, te Calcutta in de maand November 1819 uitgegeven, van deze ziekte opgeeft, zijn de volgende:
1. Dat de Cholera Morbus in Bengalen van geene individuéle praedispositie, noch van eenige bijzondere omstandigheid afhangt, dewijl zij zonder onderscheid elken ouderdom, elk geslacht, ieder temperament en elke constitutie aandoct.
2. Dat zij ook niet afhangt van de verwisselingen van sterke hitte of koude, dewijl zij evenzeer hare woede heeft geopenbaard, wanneer de thermometer zeer hoog of zeer laag was.
3. Dat men de ziekte niet kan toeschrijven aan eene ongezonde lucht, aan de uitdampingen van moerassen of stilstaande wateren, of aan andere dergelijke oorzaken, daar zij met het uiterste geweld gewoed heeft op die plaatsen, waar deze oorzaken niet aanwezig waren.
4. Dat zij ook niet afhangt van de vochtigheid van lage en ondergeloopene landen, zoo als aan den mond van den Ganges, daar de ziekte zich tot de hoogste en droogste plaatsen van dit land heest uitgestrekt.
5. Dat zij haar aanwezen niet verschuldigd is aan den dampkring, dewijl zij dezelsde kwaadaardigheid vertoont onder alle veranderingen van het weder, gedurende den langen tijd, waarin zij reeds gewoed heest.
6. Dat men ze noch aan het klimaat, noch aan eenigen bijzonderen plaatselijken invloed kan toeschrijven, daar zij hare verwoestingen heest uitgestrekt tot een grondgebied van elf graden breedte en zestien graden lengte, waarvan de oppervlakte meer dan 1000 vierkante mijlen bevat.
7. Dat zij niet afhangt van de ziekelijke afscheiding van gal, daar men bij het openen der lijken bevonden heeft, dat deze meest altijd in haren natuurlijken staat en tot hare eigene buizen bepaald was, - dat de maag en ingewanden de gewone kenmerken, welke gemeenlijk bij vergiftigingen plaats hebben, vertoonden.
8. Eindelijk, dat zij geen bijzonder geslacht van menschen aandoet, daar zij hare verwoestingen heeft aange- | |
| |
regt tusschen den Ganges en den Indus, op de talrijke gezinnen en verschillende stammen der Hindoos. Dat zij op Isle de France en Bourbon gewoed heeft onder het Afrikaansche ras, en dat men overal onder hare slagtoffers een' drom van Europeërs heeft aangetroffen.
Deze onmiddellijke gevolgtrekkingen uit daadzaken doen ons dit besluit maken: dat, van welken aard ook deze ziekte zij, dezelve veroorzaakt wordt door eene onbekende kiem (germe inconnu), die zich mededeelt, voortplant, en zich vormt (reproduit) door de gemeenschap met personen of goederen, die daarmede besmet zijn.
Brieven van Canton, in China, van den 18 October, vermelden, dat de Engelsche schepen, die in de haven lagen, door de Cholera Morbus van de Indiën aangetast waren, en dat deze ziekte in de zuidelijke provinciën van China was doorgedrongen, aldaar eene groote slagting aanregtte, en de menschen bij duizenden stierven.
Dusverre het verslag van den Heer moreau de jonnes, te vinden in het Nouveau Journal de Médeçine van beelard, enz. T.X., en getrokken uit den Courrier de Londres van den 19 Maart 1821. Wij weten, dat sedert dien tijd deze verschrikkelijke ziekte geheel Syrië, ook onze Oost-Indische Koloniën, vooral het Eiland Java, fel geteisterd heeft, en zich nu reeds verder naar Perzië en den Caucasus heeft begeven. Wij verlangen dagelijks, naauwkeuriger berigten van deze ziekte te ontvangen, en tevens te vernemen, dat dezelve eindelijk hebbe opgehouden. |
|