Rapport van twee Parijsche geleerden wegens het componium, een muzijk-instrument van eene nieuwe uitvinding, hetgeen, kort geleden, ook te Amsterdam een' geruimen tijd is ten toon gesteld geweest.
De eigenaars van het Componium, uitgevonden door den Heer winckel, verlangende aan het publiek een juist en getrouw denkbeeld te geven van het Instrument, dat zij thans aan hetzelve voorstellen, hebben ons verzocht, de inwendige bewerktuiging van gezegde Instrument te onderzoeken, en deszelfs eigenschappen te karakteriseren. Wij vermeenen zulks te mogen doen op navolgende wijze, die, hoe wonderbaar dezelve moge voorkomen, desniettemin de naauwkeurigste uitdrukking der waarheid is.
Wanneer dit Instrument een gevarieerd thema heeft ontvangen, hetwelk de uitvinder, door eene hem eigene bewerking, daarin plaatst, ontleedt het daaruit van zelve de variatiën, en, derzelver verschillende gedeelten in alle de klassen van mogelijke verwisseling voortbrengende, zoo als dit de grilligste verbeelding zou kunnen doen, vormt het daarvan opvolgingen, zoo verscheiden, en daargesteld door een zoo willekeuling beginsel, dat zelfs hij, die de werktuigelijke zamenstelling van het Instrument volkomen kent, geen oogenblik kan vooruitzien de akkoorden, die deszelfs fantaisie (om ons zoo eens uit te drukken) het zal ingeven.
Een enkel voorbeeld zal genoeg zijn, om de vrijheid van keuze, welke het Instrument aldus vergund is, te doen opmerken. Elke der aria's, welke het varieert, duurt ongeveer eene minuut. Indien men onderstelle, dat het eene enkele van deze aria's onophoudelijk, zonder eenige tusschenpoos, spele, hetzelve wijzigende door het éénig beginsel van veranderlijkheid (variabilité), welk het bezit, zoo zou het, zonder volkomen dezelfde combinatie te herhalen, kunnen voortgaan met dat air aldus te spelen, niet slechts gedurende jaren of eeuwen, maar gedurende een zoo groot aantal milliards van eeuwen, dat men dit getal wel in cijfers zou kunnen schrijven, maar het niet uitdrukken in de gewone tale.
Parijs, 2 Februarij 1824.
Geteekend:
j.n. biot, Lid der Akademie van Wetenschappen.
catel, Lid der Akademie van Schoone Kunsten.