| |
Een allerlei wegens den vermaarden Rossini.
(Grootendeels ontleend uit de Vie de rossini, par M. de stendhal. Paris, 1824.)
Joachim rossini werd geboren te Pesaro, den 29 Febr. 1792. Zijn vader was een arm Hoornist van den derden rang, een van die zwervende Symphonisten, die, voor hun bestaan, de kermissen bezoeken. Zijne moeder, eens eene schoonheid, was eene tamelijke seconda Donna bij de kermisopera's, welke zij beiden hielpen daarstellen. En rossini, hun zoon, overladen met eere, en met eenen naam, die door geheel Europa weêrgalmt, medgezel der ouderlijke armoede, had, nog vóór twee jaren, toen hij naar Weenen vertrok, niet zoo veel opgelegd, als het jaarlijksch inkomen bedraagt van eene der Zangeressen, die hem tegenwoordig te Parijs verheerlijken! Doch, men leeft zeer goedkoop te Pesaro; en het huisgezin, hoewel van de vruchten eens zeer wisselvalligen vlijtbetoons bestaande, leefde vrolijk, en bekreunde zich weinig aan de toekomst. In 1799 bragten
| |
| |
hem zijne ouders naar Bologne; maar niet vóór zijn twaalfde jaar leide hij zich op de muzijk toe. Na verloop van weinige maanden won de jonge gioacchino reeds eenige paoli, door in de kerken te gaan zingen. Zijne schoone sopraanstem en zijne levendigheid deden hem welkom zijn bij de Priesters, die de muzijk bestuurden. In 1806 was hij in staat, om, op het eerste gezigt, alle muzijk te zingen, en men begon groote hope van hem op te vatten. Hij bestuurde toen reeds de Orkesten in eenige kleine steden. In 1808 begon hij te componeren; eene Symphonie, en eene Cantate: Il Pianto d' Armonia, (zijn eerste werk voor het vokaal.) Op zijn negentiende jaar bestuurde hij, als Orkestmeester, de uitvoering der Jaargetijden van haydn te Bologne. Eenige rijke liefhebbers te Pesaro namen den jongen rossini onder hunne bescherming. Eene beminnelijke Dame zond hem naar Venetië, waar hij twee kleine Opera's componeerde. In de laatste derzelve, l'Inganno felice, schitterde zijn genie alomme; en een geoefend oog herkent daarin gemakkelijk alle de moeder-denkbeelden (dat ik mij zoo uitdrukke) van de 15 of 20 kapitale stukken, die, later, de fortuin zijner meesterwerken hebben beslist. Te Venetië, van wege zijne armoede, door den Directeur van San-Mose onwaardiglijk bejegend, wreekte hij zich van dezen, door in eene Opera, la Scala di seta, (de zijden Ladder) welke hij voor den onbeschoften Directeur componeerde, al de buitensporig- en grilligheden te vereenigen, die dezen kenmerkten. Men verbeelde zich de verbazing en gramschap van een publiek, van alomme toegestroomd om den jongen Meester te bewonderen! Het waande zich persoonlijk beleedigd, en floot, gelijk een
Italiaansch vergramd publiek gewoon is uit te fluiten. Rossini, welverre van hierdoor ter neêrgeslagen te zijn, vroeg lagchende aan den Directeur, wat hij nu met zijne onbeleefdheid had gewonnen, en vertrok naar Milaan.
In 1813 verscheen zijn Tancredo. Men oordeele van den opgang, dien deze Opera te Venetië maakte, daar zelfs de komst van Keizer napoleon niet vermogt, het publiek een enkel oogenblik af te leiden. Van den Gondelier tot den Monsignore, alles zong: Ti rivedró, mi rivedrai; ja zelfs in het Geregtshof, terwijl men pleitte, waren de Regters genoodzaakt, stilzwijgen te bevelen aan eene verzameling, die telkens herhaalde: Ti rivedró! - Dit is eene daadzaak.
Na zijnen Tancredo is rossini steeds meer gecompliceerd
| |
| |
geworden. In plaats van ons bevalligheid en vermaak aan te bieden, begint hij ons vrees aan te jagen. Zijn orkest benadeelt meer en meer den zang. Zijne accompagnementen zondigen echter meer door hoeveelheid, dan door hoedanigheid.
Men zeide tot rossini, met betrekking tot zijne Elizabeth: ‘Beken het maar, gij offert altijd de uitdrukking en de dramatische welstandigheid op aan de broderiën van Mad. colbrand.’ - ‘Ik heb opofferingen gedaan aan den opgang der Opera,’ antwoordde rossini openhartig. Hier kwam hem de Aartsbisschop van T.... te hulp. ‘Te Rome,’ riep hij, ‘vergenoegde zich scipio, voor het volk beschuldigd, met tot zijne vijanden te zeggen: Romeinen! op dezen zelfden dag, nu tien jaren geleden, vernielde ik Carthago; gaan wij, in het Kapitool, de onsterfelijke Goden daarvoor danken!’
De diefachtige Ekster is gegrond op eene daadzaak: eene arme dienstmaagd werd inderdaad onschuldig opgehangen te Palaiseau, ter gedachtenisse waarvan men eene mis instelde, genoemd de Mis van den Ekster. Deze Opera van rossini maakte te Milaan verbazenden opgang: bij derzelver eerste vertooning stond het gansche publiek elk oogenblik op, om hem met het: bravo Maestro! e viva rossini! toe te juichen; zoodat hij, dronken van glorie en van honderden buigingen, de zaal verliet.
Rossini, een liefhebber van lang slapen, lag nog te bedde, toen de Dichter totola hem, met veel ophefs, kwam vertellen, dat hij, voor de Opera Mozes, nog een gebed voor de Hebreërs, vóór derzelver togt door de Roode Zee, gemaakt had, ‘het werk van een uur,’ gelijk hij er met veel verwaandheids nevens voegde, hem verzoekende hetzelve op muzijk te zetten. Rossini, gemelijk en driftig, dat hij dus ontijdig werd geplaagd, wilde nergens van hooren. De Poëet bleef aanhouden. Eindelijk vloog rossini eensklaps uit zijn bed, uitroepende: ‘Welaan dan! hebt gij een uur besteed aan het opstellen van dat gebed, ik zal er u in een kwartier uurs muzijk voor maken!’ Hij zette zich in zijn hemd aan eene tafel, en componeerde dezelve in acht of tien minuten op zijn hoogst, zonder piano, en te midden van het luidruchtig gesprek van eenige vrienden. ‘Daar is uwe muzijk!’ zeide hij tot den Dichter, en sprong weêr in zijn bed. - Het gebed werd gezongen; en
| |
| |
het effekt? Het was of de zaal zou instorten! In de loges als opvliegende, schreeuwde elk, dat hooren en zien verging: Bello! bello! o che bello! - Deze Opera was de eerste, die rossini behoorlijk beloond werd: voor Tancredo ontving hij slechts 600 francs, voor Otello 100 louizen; Mosè bragt hem 4200 francs aan.
Bij de eerste voorstelling van den Tancredo (het was te Venetië) bekroop den nog schier kinderlijken Componist de vrees voor uitfluiting, daar het publiek de gespeelde trek, door ons vroeger vermeld, nog in het geheugen lag; hij durfde zich niet aan de piano plaatsen, maar verborg zich onder het tooneel; men zocht hem overal vergeefs: de eerste Violist was alzoo genoodzaakt, de Opera te doen beginnen; en - de eerste allegro der Ouverture beviel dermate, dat, te midden der algemeene toejuiching, rossini zijne schuilplaats verliet, en, zonder gerucht, zijne plaats aan de piano innam.
Zijn Pietra del Paragone houd ik voor het meesterstuk van rossini in de genre bouffe, en maakte in Italië verbazenden opgang. De Liefde nam de zorg op zich, om den maker te beloonen. Door zoo veel roems verbijsterd, verzaakte eene jonge, schoone Lombardijsche vrouw van rang, tot dusverre getrouw aan alle hare pligten, die, welke zij zichzelve, haren echtgenoot en haren kinderen was verschuldigd, om zich in de armen van rossini te werpen. Deze maakte van zijne Maîtresse de eerste zangeres misschien van geheel Italië; en het was aan hare zijde, voor zijne piano, en op zijn landhuis van B***, dat hij het meerendeel dier aria's en cantilènes componeerde, welke de fortuin van zijne dertig Opera's gemaakt hebben.
Rossini schrijft zelden brieven, behalve aan zijne moeder, en het opschrift luidt alsdan: all' ornatissima signora rossini, madre del celebre maestro, in bologna. Hij zelf is gewoon te zeggen: ‘Een Generaal en een Minister hebben een groot lot uit de loterij der Eerzucht getrokken; ik, uit die der Natuur.’
Rossini weet met oordeel te praten over de werken van alle Meesters; het is voor hem genoeg, dezelve éénmaal op de piano gespeeld te hebben, om eene partituur, welke ook, van buiten te kennen en niet weêr te vergeten. Ook kent hij alles, wat vóór hem geschreven is; en ondertus- | |
| |
schen ziet men nooit eenig ander dan schoon, gelijnd muzijkpapier in zijne kamer.
Armoede is geen onheil voor een' man als rossini, wien eene piano en een zot voldoende zijn om hem te vermaken. Overal, waar hij zich in Italië vertoont, in de armoedigste herberg zoo wel, als in het salon van een' Vorst, is de naam van rossini genoegzaam, om aller oogen tot zich te trekken; men ruimt hem alomme de eerste plaats in, of die, welke hij bekleedt, wordt de eerste. Door zijnen roem in het genot van alle de voordeelen des rijkdoms, ziet hij zijne armoede niet, dan wanneer hij denkt aan hetgene hij in gelde bezit. Vóór zijn huwelijk met Mejufvrouw colbrand (1821), die hem 20,000 livres inkomen heeft aangebragt, (eene prima donna, die valsch zingt, maar, eene zeer schoone vrouw zijnde, in de rol van Elizabeth en andere, heerlijk uitblinkt door haar spel) leefde rossini, zeker van zijn genie, bij den dag, en dacht niet aan dien van morgen.
Ik bevond mij te Napels, in 1819, toen eene Mis van rossini gegeven werd, die drie dagen besteed had, om het voorkomen van kerkgezang te geven aan zijne fraaiste motiven. Het was een bekoorlijk schouwspel; men hoorde achtereenvolgens, met een' weinig verschillenden vorm, die iets pikants aan de herkenning bijzette, alle de fraaiste aria's van onzen grooten Componist: een der Priesters riep in vollen ernst uit: ‘Rossini! wanneer gij aan de poort van het Paradijs klopt met deze Mis, Sint petrus zal, in weerwil van alle uwe zonden, niet kunnen nalaten u open te doen!’
Eene Menagerie van brullende leeuwen, wie men de traliën hunner hokken opent; eolus, de winden in woede loslatende, - zelfs dit kan niet dan een onvolkomen denkbeeld geven van de woede eens Napolitaanschen publieks, beleedigd door een' valschen toon, en daarin eene regtmatige oorzaak vindende, om aan een' ouden haat bot te vieren!
In Italië wordt de omgang van rossini hoogelijk bewonderd; zijne ziel is geheel vuur, doorvliegende alle onderwerpen; naauwelijks hebt gij het eene denkbeeld gevat, of een ander volgt het op; hij is vol van anekdoten. ‘Te Padua,’ vertelde hij eens, ‘was ik genoodzaakt, alle morgens ten drie ure, op straat, voor kat te spelen, ten einde in zeker huis binnengelaten te worden, waar ik gaar- | |
| |
ne wilde wezen; en, daar ik Muzijkmeester was, en trotsch op mijne fraaije noten, vorderde men, dat mijn gemaauw valsch moest zijn!’ - Te Rome werd hij bij een' Kardinaal verzocht, om aldaar te zingen; men fluisterde hem in, dat hij zoo min mogelijk chants d'amour zou laten hooren: rossini zong, in het Boloneesch, de grofste guitenstreken, die gelukkig geen mensch verstond. Hij bezit een ongeloofelijk talent van nabootsing, en heeft een' ongemeenen aanleg tot Acteur. Hij maakt ook dikwijls verzen voor zijne Opera's.
Zelfs de verschrikkelijke wet der Conscriptie onderwierp zich aan zijn ontluikend genie. De Minister van Binnenlandsche Zaken van het Koningrijk Italië waagde het, eene uitzondering in dezen te zijnen behoeve te verzoeken van Prins eugenius; en deze Vorst, in weerwil van den schroom, dien de strenge toepassing dier wet in Frankrijk hem inboezemde, verleende gehoor aan de stemme des publieks.
Te Bologne verweten hem de keurmeesters van den muzikalen smaak, met regt, zijne fouten tegen de regels der compositie. Hij erkende zulks; ‘maar,’ voegde hij daarnevens, ‘ik zou mij zoo vele fouten niet te verwijten hebben, bijaldien ik mijn manuscript tweemaal las; maar men weet, dat ik naauwelijks zes weken tijds heb om eene Opera te componeren. Wel nu! ik vermaak mij gedurende de eerste maand. En wanneer wil men, dat ik mij zal vermaken, ten zij op mijne jaren en met mijnen roem? Wil men, dat ik wachte tot dat ik oud en knorrig (vieux et envieux) geworden ben? - Eindelijk zijn de laatste veertien dagen daar, en ik schrijf elken morgen eene duët of eene aria, die men des avonds repeteert. Hoe kan men dan vergen, dat ik mij bekreune aan eene grammatikale sout in de accompagnementen?’ - Intusschen ontsnappen ons deze fouten, terwijl men zijne Opera's hoort; of liever, men vergeeft ze hem. En men kan van hem zeggen, hetgeen montesquieu zeide, sprekende van de Leden der Fransche Akademie: ‘Zij schrijven zoo als men schrijft; een man van vernuft schrijft zoo als hij schrijft.’ - Men werpt hem almede voor, dat het jammer is, dat hij geene betere partij trekt van zijne idéën. Ziedaar de gierigaard, die den rijken en gelukkigen man voor een' gek verklaart, omdat hij aan een aardig boerinnetje een louisd'or voor een' rui- | |
| |
ker toewerpt! Niet iedereen is in staat, om het vermaak eener zotternij te bevatten.
Rossini zeide eens tot een' pedant, een Monsignore van beroep (een rijke ledigganger), die hem tot in zijne kleine herbergskamer vervolgde, en hem belette op te staan: ‘Gij onderhoudt mij over mijnen roem: wil ik u eens zeggen, Monseigneur, waarop ik mijne regtmatige aanspraak gronde op onsterfelijkheid? Het is hierop, dat ik de fraaiste man ben van mijne eeuw. Canova heeft mij gezegd, dat hij voornemens is, mij tot mode! te nemen voor een standbeeld van achilles.’ Met deze woorden sprong hij, naakt als hij was, van zijn bed, en vertoonde zich aan Monsignore (het was een Roomsche Kerkvoogd) in de houding van eenen achilles. ‘Ziet gij dit been, dezen arm?’ vervolgde hij: ‘Wanneer men dus gevormd is, is men zeker van de onsterfelijkheid.’ En de Monsignore vond zich genoodzaakt heen te gaan.
‘Componéren is niets,’ is rossini gewoon te zeggen; ‘maar het repetéren! Het is omtrent alsof men zichzelven uitfluit.’ Doorgaans komt hij neerslagtig van eene repetitie terug, en walgt van hetgene hij gisteren in zijne eigene compositiën bewonderde. Maar deze zelfde repetitiën, zoo pijnigend voor den jongen Componist, zijn tevens niet zelden de triomf van het Italiaansch gevoel. Daar toch, in eene of andere kleine stad, gelijk Reggio of Velletri, verzameld rondom eene kreupele piano, heb ik meermalen acht of tien arme drommels van Acteurs zien repetéren, onder het geraas van het draaispit der aangrenzende keuken, en de vlugtigste en wegslependste idéën, welke de muzijk in staat is op te leveren, hooren beproeven en op eene verwonderlijke wijze uitdrukken.
Eindelijk verschijnt de beslissende avond van de eerste representatie zijner Opera. De maestro plaatst zich aan de piano; de zaal is propvol; van twintig mijlen in het ronde zijn de nieuwsgierigen toegestroomd; zij logeren in hunne kales op het midden der straten; al de herbergen zijn bezet; alle bezigheden staan stil, en, wanneer de tijd daar is, schijnt de stad als verlaten; al de driften, al de gemoedsbewegingen, geheel het leven van eene gansche bevolking is als bijeengetrokken in de zaal. De ouverture begint; eene vlieg zou men kunnen hooren gonzen. Zij eindigt, en het verschrikkelijkst getier barst los. Zij wordt tot de wolken verheven, of uit- | |
| |
gefloten - neen, uitgebruld, zonder barmhartigheid. Het zijn bezetenen, die, door geweld van schreeuwen, trappen, rottingslagen tegen de banken enz., hunne wijze van gevoelen trachten te doen zegevieren als de alleen ware; want de gevoeligste mensch is doorgaans de onverdraagzaamste. Zoo gaat het bij elke aria. Het woeden van eene verbolgene zee zelve kan er u slechts een flaauw denkbeeld van geven. - Rossini zit aan de piano gedurende de drie eerste representatiën van eene nieuwe Opera; daarna ontvangt hij zijne 800 francs, neemt deel aan een groot afscheidsmaal, dat hem, als 't ware, door de gansche stad gegeven wordt, en vertrekt, per muilezel diligence, met een valies, zwaarder van muzijkpapier dan van geld, om dezelfde rol, veertig mijlen van daar, in eene andere stad te gaan spelen. - Doorgaans schrijft hij aan zijne moeder, terstond na de eerste voorstelling, en zendt haar, voor haarzelve en zijnen ouden vader, twee derden van de geringe som, die hij ontvangen heeft. Hij vertrekt met 8 of 10 sequinen, maar vrolijk als eene bij, en steeds vol van drollige invallen. Eens, van Ancona naar Reggio reizende, gaf hij zich uit voor een' verklaarden vijand van rossini, en
deed, gedurende de gansche reis, niet dan jammerlijke muzijk zingen, die hij voor de vuist maakte op bekende woorden van zijne meest beroemde aria's; muzijk, welke hij deed uitjouwen, als die van de voorgewende meesterstukken van dien ellendeling, rossini genaamd, dien men de dwaasheid had van tot de wolken te verheffen.
Toen hij zijnen Mozes componeerde, zeide iemand tot hem: ‘Gij laat de Hebreërs zingen: zult gij hen door den neus laten zingen (naziller), gelijk in de Synagoge?’ Dit denkbeeld trof hem; en op staanden voet vervaardigde hij een overheerlijk koor, hetwelk inderdaad begint met zekere verbinding van klanken, die min of meer de Joodsche Synagoge nabootsen.
Weggesleept door de menigte en de levendigheid van zijne gewaarwordingen en derzelver schakeringen, begaat rossini niet zelden grammatikale fouten. In zijne oorspronkelijke partituren heeft hij dezelve schier altijd geteekend met een kruisje, en op den kant geschreven: Tot narigt voor pedanten.
Bologne is het hoofdkwartier der Muzijk in Italië. Rossini werd geëngageerd voor alle steden, waar zich een tooneel bevond; overal was het eene voorwaarde, dat hij eene Opera moest schrijven, voor welke men hem gemeenlijk
| |
| |
slechts 1000 francs betaalde; vanhier ook, dat hij alle jaren vier of vijf vervaardigd heeft. Het Dichtstuk (Libretto, het boekje) heeft men voor 60 of 80 francs, en de Autheur is meestal een ongelukkige Abt, tafelschuimer in eenig aanzienlijk huis.
Van 1810 tot 1816 bezocht rossini achtervolgens alle de steden van Italië, vertoevende twee of drie maanden in elke derzelve. Bij zijne aankomst wordt hij ontvangen, onthaald, tot de wolken verheven, door de dilettanti van het oord. De eerste 15 of 20 dagen gaan voorbij in uit eten te gaan, en het stuk, waarvan hij eene Opera zal maken, te hekelen. Rossini, behalve het verbazende vuur, dat hij in zijne ziel omdraagt, is, door zijne eerste Maitresse, (de Gravin p*** van Pesaro) bekend geworden met ariosto, de tooneelspelen van machiavel, enz. enz. en is zeer wel in staat, om de gebreken van een libretto op te merken. ‘Gij hebt mij daar verzen gegeven, die ik niet kan gebruiken,’ hoorde ik hem meer dan eens tot den smerigen Poëet, zeggen, die, zich op het nederigst verontschuldigende, hem, een paar uren daarna, een klinkdicht overhandigt, zijnde eene Hulde aan de faam van den grootsten Meester van Italië en der geheele wereld. - Na vijftien of twintig dagen, in verstrooijing gesleten, begint rossini voor de eet- en muzikale avond - partijen te bedanken, en zich ernstig bezig te houden met het bestuderen van de stem zijner zangers en zangeressen; hij laat hen bij de piano zingen, en is verpligt, de fraaiste idéën van de wereld te verminken, omdat de tenor de noot niet kan bereiken, die rossini vlijt, of omdat de prima donna altijd valsch zingt bij den overgang van dezen tot genen toon; en het gebeurt somtijds, dat de bas - zanger de éénige is, die goed zingen kan. Eindelijk, twintig dagen vóór de eerste representatie, begint rossini, die nu de stemmen zijner
zangers wèl kent, te schrijven. Hij staat laat op, componeert te midden van het gesprek zijner nieu we vrienden, die, wat hij ook verrigte, hem den ganschen dag geen oogenblik verlaten. Hij gaat met hen dinéren in de Osteria, en dikwijls ook soupéren; hij komt zeer laat te huis, en zijne vrienden begeleiden hem tot aan zijne deur, terwijl hij uit al zijne magt de muzijk zingt, welke hij improviseert, somtijds zelfs een Miserere, tot groote ergernis der vromen in de buurt. Eindelijk bereikt hij zijne woning; en het is om dezen tijd van den dag, omstreeks drie ure in den
| |
| |
morgen, dat hem de schitterendste invallen voor den geest komen, welke hij dan, haastig en zonder piano, op kleine snippers papier schrijft, en die des anderen daags in orde brengt, of instrumenteert, zoo als hij zelf het noemt.
Lijst der voornaamste Opera's van rossini: Tancredo. L'Italiana in algeri. La Pietra del Paragone. Aureliano in Palmira. Demetrio e Polibio. Il Turco in Italia. Elisabetta. Torvaldo e Dorliska. Il Barbiere di Siviglia. Otello. La Cenerentola. La Gazza ladra. Mosè. La Donna del Lago. Adelaïde di Borgogna. Armida. Ricciardo e Zoraïde. Ermione. Maometto secondo. Méthilde di Shabran. Zelmira. Semiramide. Bianca e Fabiero. Odoardo e Cristina.
Een Hoogduitsch tijdschrift vergelijkt de muzijk van rossini bij eene groote menigte zeepbellen van duizenderlei kleuren; een ander bij eene sterk geblankette en bespottelijk opgeschikte dame. Maar, dit daargelaten; wij gelooven, ten besluite van dit Allerlei, dat de getuigenis van een kundig Muzikant, rakende dezen vermaarden Componist, voorkomende in een Napolitaansch tijdschrift, bij onze Lezers zoo wel, als bij ons, meer zal afdoen:
‘Ik waardeer (zoo schrijft hij) de compositiën onzer groote Meesters, dewijl zij de ware schoonheden der Italiaansche muzijk in zich bevatten, maar ik veracht daarom geenszins de hedendaagsche; en wie zou ook den autheur van Griselda, Camilla en Agnese kunnen verongelijken? wie niet de zeldzame spaarzaamheid van mayer, de edelheid en kunde van cherubini, de juistheid en bevalligheid van asioli bewonderen? Wat rossini betreft, dat Opperhoofd der romantische Toonkunstenaren, ik zal het goede zoo wel als het kwade vermelden, naar mijn beste weten, zonder mijn oordeel iemand als onfeilbaar op te dringen. - Men beschuldigt rossini, een notendief en afschrijver van zichzelven te zijn in nagenoeg al zijne compositiën; maar dit is, naar mijn gevoelen, geen gevolg van eene onvruchtbaarheid zijner muzijkäder, maar van de overhaasting, met welke hij componeert. Alle Meesters in de kunst verklaren eenparig, dat zijne werken krielen van fouten tegen het contrapunt; maar deze ongunstige uitspraak, hoewel ten deele waar, is niet van jaloezij vrij te pleiten. Rossini heeft de ware formen der harmonie bedorven, door de vokale muzijk met de instrumentale te overladen. Het doel der kunst zijnde te behagen, moet zij hetzelve voornamelijk van de
| |
| |
poëzij ontleenen; en hoe kan deze Componist daartoe immer geraken, zoo lang, gelijk tegenwoordig het geval is, men zich aan de woorden in het geheel niet bekreunt? Vanhier, dat hij daarvoor een' onophoudelijken strijd van muzikale uitdrukkingen (phrases) van allerlei kleur in de plaats stelde, die elkander opvolgen, en, van het begin tot het einde, bijkans nooit eene melodie aanbieden, waarbij eenheid van gedachte is bewaard gebleven. Daardoor vergeet hij, dat eenvoudigheid de voornaamste grondstof van het schoone is; dat de instrumentale partij niet dan de ondersteunende is van de stem, en dat het gehoor moet gestreeld en niet vermoeid of liever verdoofd worden. Uit deze beginsels volgt, dat, na het bijwonen eener klassieke Opera der laatstverloopene eeuw, iedereen den schouwburg verlaat met eene geruste en heldere ziel, en met het verlangen om haar andermaal te hooren; terwijl de muzijk van rossini, die zich zoo vrolijk voordoet, zeldzaam die verteederende gemoedsbewegingen verwekt, welke, voor het kiesch gevoel, eene onuitputbare bron openen van het zuiverst genot. Neem, bij voorbeeld, la Gazza ladra (de diefachtige Ekster): de menigte van dus genoemde karakteristieke plaatsen (passages de caractère); het geraas der noten, die u geen oogenblik ademhalens vergunnen; de pauken, de sluiten (fifres), de trompetten, de horens, en de gansche familie der meest geruchtmakende instrumenten, bestormen, bekoren, verbijsteren u; bekoren, verdooven, treffen, vervoeren, beduizelen u andermaal, en verkeeren niet zelden eene soort van treurspel in een Bacchanaal, en het huis der smarte in een Tournooi. - In weerwil dezer kritiek, zou het onregtvaardig zijn, aan rossini een groot aantal hoedanigheden te ontzeggen, die een waar talent voor de harmonie aankondigen. Misschien bezat niemand hetzelve in zoo groote mate; en die
vruchtbaarheid, waarmede de Natuur hem zoo mild bedeelde, is waarschijnlijk eene der hoofdoorzaken, die hem van den goeden weg hebben afgeleid. Maar het ongeduld in het componeren, de zucht om te behagen, het vermengen van honderd vreemde of strijdige bestanddeelen (elemens), de gezwollenheid (bousfissure) van zijnen stijl, het gemis, eindelijk, van die soberheid, bij de oude Meesters zoo zeer geliefkoosd, en de onafscheidelijke medgezellinne van het schoone, hebben het gelukkigste Genie, dat immer uit de hand der Harmonie te voorschijn trad, doen verdolen. - Maar, na
| |
| |
de muzijk van rossini zoo zeer geprezen en zoo zeer gelaakt te hebben, wat volgt daaruit? De kunsten hebben haar begin, hare vordering en haar verval; en alle onze aanmerkingen zullen haren gewonen gang geen oogenblik vertragen.’ |
|