Ware heldenmoed in een treffend voorbeeld der vergetelheid onttrokken.
(Uit Mevrouw de genlis' Verhaal: De Pest te Marseille.)
De Pest woedde meer dan ooit te Marseille. Elke band van toegenegenheid was verbroken. Vaders keerden zich af van hunne kinderen, kinderen van hunne ouders. Ondankbaarheid en onmeêdoogendheid vonden geene berispers meer. Wanneer dus alle gevoel verwoest, alle sporen van menschelijkheid vernietigd zijn, is de ellende ten top gestegen. De stad werd eene woestijn; het gras wies op de straten; begrafenissen ontmoette men bij elke schrede. De Geneesheeren kwamen op het stadhuis bijeen, om te beraadslagen; want tot nog toe had men geen middel kunnen ontdekken, om de pestkwaal te bedwingen. Na een langdurig onderhoud stemden ten laatste allen daarin overeen, dat dezer ziekte een eigendommelijk, verborgen karakter eigen was, alleen door de ontleding eens daaraan gestorvenen te ontwikkelen. Dan, deze bewerking was onmogelijk; want het was beslist, dat de Arts, die haar volvoerde, binnen weinige uren het slagtoffer der besmetting moest worden, die alsdan zoo snelwerkend, zoo geweldig zijn zou, dat aan geen hulpmiddel te denken was. Een doodelijk stilzwijgen volgde op deze treurige verklaring. Daar stond eensklaps een Wondheeler op, een man in den bloei zijns levens, maar alreeds beroemd door zijne kennis en ondervinding, (zijn naam - hij sta hier met groote letteren! - is GUYON) en zeide vastberaden: ‘Het zij zoo! Ik wijd mij aan de redding van mijn vaderland. Voor deze talrijke vergadering zweer ik, in den naam der Menschheid en van den Godsdienst, dat ik morgen, met het aanbreken van den dag, een' aan de pest gestorvenen openen, en hetgeen ik gedurende de bewerking zal ontdekken ter nederschrijven wil.’ Oogeblikkelijk verliet hij de zaal. Men bewondert en beklaagt hem; doch twijfelt tevens, of hij in zijn grootsch besluit wel zal volharden. De onverschrokkene en vrome guyon, met al de kracht gesterkt, welke de Godsdienst in staat is te verleenen, volbrengt, wat hij beloofde. Hij was ongehuwd
en rijk, en maakte dus terstond zijn testament, waarin regtvaardigheid en vroomheid kenbaar waren, biechtte vervolgens, en ontving om middernacht de gewijde Sakramenten. In zijn eigen huis