schillende Oostersche sekten onder zich gemeen, dat zij aan de verbeelding botvierden, en veelal in eene denkbeeldige geestenwereld omdoolden.
Voorts, daar de Christelijke Godsdienst, even als de beschaving der menschheid, uit het Oosten naar Griekenland, van daar naar Italië, en vervolgens tot de Germaansche volken is overgegaan, wordt deze weg ook in het verder behandelen van het onderwerp gehouden. De Grieken dan hadden zich, sedert Alexander den Grooten, zoodanig met de Oostersche volken begonnen te vermengen, dat hunne gevoelens van lieverlede eene Oostersche houding gekregen hadden. Vanhier, dat de eerste Christen-sekten, in Griekenland, bijna met de Egyptische en Aziatische Christenen verward werden. Met den tijd, echter, hebben de Grieken op hunne eigene wijze de Christelijke leerstukken begonnen te behandelen, waardoor de Oostersche droomen verbannen werden, om voor fijner onderzoekingen en voor redeneringen plaats te maken: men hield zich niet meer bezig met de hemelen en de geesten, maar voornamelijk met Jezus' Goddelijke en menschelijke natuur, welke men ijverig trachtte te kennen.
Gelijk het, verder, den mensch eigen is, om van subtile redeneringen en haarkloverijen tot datgene over te gaan, hetwelk nuttig is en eene zedelijke strekking heeft, zoo ziet men, in de Latijnsche kerk, de aandacht het meeste bepaald op hetgeen den mensch zelven raakt, op de menschelijke natuur, op derzelver verdorvenheid, op den vrijen wil des menschen. Hierin, echter, ziet men slechts eene poging, om de Christelijke leer ter verbetering van den mensch aan te wenden; maar eene ligte en bijna vergeefsche poging, die, alleen voor het uiterlijke zorgende, den waren aard der Christelijke zedekunde bijna geheel verzuimde.
Bij de Germaansche volken, eindelijk, hoe woest ook en barbaarsch in den beginne, heeft zich toch, met opzigt tot den Christelijken Godsdienst, de voortgang van het menschelijk verstand ten klaarste geopenbaard in de hervorming; en dit gedeelte der redevoering wordt voorts