storm wagen? wie zal ze laten verbrijzelen met eene strafwaardige stoutheid, terwijl men bespeurt, dat het slechts geschiedt, om daarvoor andere beelden, zoo dor als skeletten, in de plaats te stellen? wie wil den eenvoudigen dat leesboek, 't welk hem van God zelv' gegeven werd, uit de hand rukken? wie wil dit verwisselen met een ander, 't welk zoo vol ijdele harsenschimmen is?’ Voorts wordt deze geschiedenis in verband gebragt met de verlossingsleer. De Duivel wordt aan zijne werken gekend, en de Zoon van God is geopenbaard, om de werken des Duivels te verbreken, en ons daarvan te verlossen. ‘Des Duivels werken hebben bij den mensch hunnen oorsprong, in neiging en begeerten. Jezus moest leeren, de begeerten der menschelijke natuur zoo te matigen, dat zij niet ongelukkig maken; waar zij te ver gaan, moest Hij ze bestrijden en overwinnen; de juiste bakens stellen: tot hiertoe en niet verder.’ - ‘Het Evangelie kent aan den dood (van Jezus) eene bijzondere kracht en waarde toe. Het beschouwt hem, als de grond onzer behoudenis en verzoening met God. Evenwel leert het ons niet, dat die dood eene schuldbetaling zij, waarvan men zich slechts behoeve verzekerd te houden, om van alle zonden volkomen verlost te zijn.’ - ‘De verlossing van zonde bestaat niet slechts in het dragen van straf, - want dit zou den zondaar slechts straffeloos, en niet gelukkig maken, - maar in het wegnemen der zonde, enz. De wereldsche begeerlijkheden, de begeerlijkheid van het vleesch, der oogen, en de grootschheid des levens, deze zijn het
juist, waarin de Heiland is verzocht geworden.’ - Door deze opvatting wordt, zegt eindelijk de schrijver, de waarheid der geschiedenis geslaafd, de waardigheid des Verlossers gehandhaasd, de geschiedenis zelve bijzonder leerzaam, en zij stemt overeen met de Evangelieleer der verlossing.
Wij danken den Eerw. andreae voor dit lezenswaardig geschriftje. Grootendeels geven wij hem bijval. Alleen zijn wij niet overtuigd, dat hij het nedervallen en