alle op Engeland of Amerika betrekking; veel is er, dat een Engelschman vooral wel mag behartigen. Daar het, bij onze hedendaagsche reizigers, smaak is geworden, de onderscheidene landen met het penseel in de hand te doorloopen, en vervolgens met hunne portefeuilles vol schetsen en portretten huiswaarts te keeren, heb ik, zegt de schrijver, - misschien vermetel genoeg! - insgelijks besloten, tot vermaak - ook tot leering? - mijner vrienden, eenige schetsen en portretten te vervaardigen. Na een Iets over hemzelven, hebben wij zijne Zeereis; voorts william roscoë, eene waardige hulde aan een waardig man; roel van winkel, eene aardigheid in den smaak van l'An deux mille, enz.; Klein-Brittanje, goed geteekend; Stratford aan den Avon, nopens shakespeare zeer belangrijk en aardig; eenige Karaktertrekken der Indianen, vol waarheid; filip van pokanoket, hulde aan eenen Indiaanschen held; john bull, regt karakteristiek; het Sieraad van het Dorp, een zeer eenvoudig, maar daardoor zeer roerend verhaal; de Hengelaar, waarlijk luimig; dan vier stukjes ter gelegenheid van het Kersfeest in Engeland; daarbij de Postkoets; voorts een' der sekse vereerend, allerliefst stukje: eene gehuwde Vrouw; verder nopens Engelsche Schrijvers over Amerika, bij hetwelk wij voor het Engelsche volk eene nota-bene zetten willen; hierop het Landleven in Engeland, uitlokkend; de kunst om Boeken te schrijven, waarin veel waarheid is; de Slaapvallei,
eene vrij koddige legende; de Weduwe en haar Zoon, eenvoudig aandoenlijk; de Spookbruidegom, eene aardigheid, waarvan wij zeggen: ‘onmogelijk is het niet;’ eindelijk, ten slotte, eene Schrijvers-Apologie, nederig, maar met betamelijk gevoel van waarde geschreven. Kortom, het werk bevalt ons. Wij stemmen met den schrijver in: de lezer, wien het om een schuldeloos vermaak en niet om vitten en bedillen te doen is, zal over hem tevreden zijn; en wij durven hem verzekeren, dat hij zijnen bescheidenen wensch niet zal missen, welken hij, bl. 91 van het IIde deel, in dezervoege heeft geuit: ‘Indien ik in deze rampspoedige dagen slechts eenen rimpel van het voorhoofd van eenen bekommerden doe verdwijnen; indien ik een geprangd hart een oogenblik van het verdriet, dat hetzelve beklemt, ontheffen; indien ik die soort van wolken, waarin de menschenhaat zich hult, nu en dan verstrooijen; indien ik de menschlievendheid hier en daar eenigzins opwekken, en een' mijner le-