waardig huisvader, die met de zijnen op het land leeft, en zich met de opvoeding van zijn kroost bezig houdt, benevens zijne vrienden - op vaderlandschen bodem zijn overgebragt, en ons Nederlandsche zeden vertoonen. Hunne woonplaats wordt in Gelderland, en wel omstreeks Nijmegen, geplaatst. Een tafereel der vreesselijke overstrooming van 1809, waarvan zij geacht worden mede te hebben geleden, is, volgens den Vertaler, ‘tot in de minste bijzonderheden toe, volkomen waar, en gegrond op het berigt van eenen achtingwaardigen getuige, die zich toen zeer verdienstelijk had gemaakt.’ Dit is vertalen, zoo als men wenschen mogt, dat meer boeken, vooral voor de jeugd, in onze taal wierden overgebragt. De stijl zelf der vertaling, of liever bewerking, is ook zeer gemakkelijk, vloeijend, en draagt weinig sporen
van een' vreemden oorsprong aan 't voorhoofd, dan alleen het stootende, gedurig herhaalde, eigendommelijk; een dom woord, hetwelk geheel bevreemd moet zijn, zich op Nederlandschen grond te vinden, waar men het vóór dertig jaren niet verstaan zou hebben.
De aanleg en de inhoud van dit werkje zijn onderhoudend en nuttig tevens. De Heer helmbrecht verhaalt, bij zekere gelegenheden, aan zijne kinderen iets nopens vreemde landen en volken. Zoo brengt de beschouwing van den starrenhemel het gesprek op de ruime vlakten van Chaldéa en Woest Arabië; het gezigt van Japansch porselein en verlaktwerk leidt het onderhoud op Japan, en het ijsvermaak doet aan de Noorder Poollanden denken. De vragen der kinderen zijn niet onnatuurlijk, noch ook al te zeer herhaald, en aan nuttige zedelijke aanmerkingen ontbreekt het ook niet, welke doorgaans de Dominé daarin vlecht; immers deze en de Schoolonderwijzer wonen somtijds het onderhoud bij. De onderwerpen der gesprekken zijn: Arabië, (meest volgens niebuhr) Japan, (naar krusenstern en thunberg, doch ook naar den ouden onvergetelijken kämpfer) Hottentotten en Boschjesmannen, (gedeeltelijk naar lichtenstein; maar de Hottentotten zijn op verre na zoo woest en ruw niet meer, als hier gemeld wordt; zij spreken genoegzaam allen onze taal, en zijn grootendeels bedienden der volkplanters, of soldaten) oorspronkelijke Brazilianen, (naar den Prins van neuwied; de reis van dien Vorst wordt hier niet verder behandeld, dan tot zijn onderhoud met de Poeris; van de nog belangrijker Botococdos wordt niets gezegd)