woorden, die men synoniem noemt, dikwijls blijken zullen, al is het dan niet altijd terstond in het oog vallend, te verschillen van elkander. Ter aanwijzing nu van dit onderscheid moet dit Woordenboek strekken. Waar dit reeds kan geschieden, wijzen het de schrijvers met weinige aan. Dat het althans nog niet met alle woorden kan, volgt uit de opgegevene stelling van zelve, blijkt, onzes inziens, wel eens uit eene te gedrongene onderscheidsbepaling, en wordt ook wel eens erkend, b.v. ‘Tusschen altoos en altijd is het bijna niet mogelijk eenig onderscheid op te geven, vermits beide de woorden, waarmede al hier zamengesteld is, oulings tijd beteekenden,’ (bl. 159.) Maar dan is het immers niet bijna, maar geheel niet mogelijk? Zoo zal wel met vele synonimen het geval zijn. Wij laten de stelling, waarvan deze schrijvers uitgaan, tegen welke evenwel nog al wat bedenking zoude kunnen vallen, eens gelden, dat, namelijk, woorden van gelijken zin, zoo het schijnt, dikwijls blijken zullen onderscheiden te zijn; maar weten met dezelve niet overeen te brengen, waarom ‘woorden, die, NB, volmaakt dezelfde beteekenis hebben, in een Woordenboek, als dit is, niet kunnen opgenomen worden, maar alleen zinverwante, die een hoofdbegrip gemeen hebben, maar voorts onderscheiden gebruikt worden.’ Het tegendeel, meenen wij; men ontlede alle woorden, en verklare dan: onze taal heeft dit gebrek, dat zij woorden van volmaakt dezelfde beteekenis heeft (zoo dit dan een gebrek
is); of: dit woord heeft niet volmaakt dezelfde beteekenis met dat, hoewel het oppervlakkig zoo schijnt. Maar, daarover hier uit te weiden, gedoogt ons bestek niet, noch achten wij onzen lezeren dienst gedaan, welken wij, zoo velen zij zich op de beoefening onzer schoone en rijke moedertaal toeleggen, dit werk, als waarlijk veelbevattend, belangrijk en onderhoudend geschreven, en algemeen bevattelijk, met al ons hart aanprijzen, zoo wel als dit bruining's arbeid, door ons met vele vrucht gebruikt wordende, verdiende, echter deze meer aan zulke lezers, die dieper onderzoek begeeren.
Wij lieten, dusverre ons verslag geschreven hebbende, het boek eens openvallen, en voegen, uit hetzelve, hier eene proeve in van de manier der behandeling: ‘Aap, Sim. Eigenlijk niet onderscheiden, alzoo het eene de Nederduitsche, en het andere de overgenomene verkorte Latijnsche benaming is van hetzelfde dier. Ook is sim (van simius, of