Men begon de voorwerpen in een' kelder te schilderen, waarin slechts weinige zonnestralen doordrongen, om eenen regt baroquen overgang van licht en bruin te hebben; en sommigen begonnen zelfs met de vingeren te schilderen, omdat het hun al te eenvoudig voorkwam, om een penseel in handen te nemen. - Terwijl men pogingen in het werk stelt, om, door middel van een volmaakter mechanisme, de helderheid der menschenstem aan de instrumenten toe te voegen, tracht tevens de bedorven smaak deze instrumenten te herscheppen: waarlijk! wij zullen, mijns bedunkens, eerlang den dag beleven, dat wij de navolgende advertentie zullen lezen: “Op den zooveelsten zal de Oboe van den Heer N.N. de eer hebben eene bas-bravouraria te blazen, met obligaat accompagnement van de zangstem van Mevr. N.N.; hierop volgt eene soprano-aria op den contrabas, met vele tremblanten en roulades. Het geëerd publiek wordt verzocht, zoo lange ooren, als mogelijk is, mede te brengen, om deze kunstproeven ten volle te genieten; maar tevens, om hart en verstand t' huis te laten, vermits derzelver tegenwoordigheid zeker lastig zoude zijn.”’
‘Hier (in het Palais Royal te Parijs) wordt een hond vertoond [munito], die een verwonderlijk rekenaar uit het hoofd, en in staat is, den lieden de kaart te kunnen aanduiden, welke zij dachten. Zijn mathematisch talent wekt de oplettendheid van de gansche stad. Maar toen ik vroeg, of hij ook verzen kon maken? en daarop een ontkennend antwoord ontving, verblijdde ik mij, dat, op deze wijze, tot voldoening der dichters, eene kleine wraak op de wiskundigen werd genomen, die, ongemeen trotsch op hun menschelijk verstand, de verbeeldingskracht slechts als eene ondergeschikte werkzaamheid der ziel beschouwen, welke wij met de dieren gemeen hebben. “Ziet gij wel, Mijne Heeren! de hond kan geene verzen maken.” - “Maar hij kan ook even min rekenen,” hoor ik u antwoorden. - Dit wordt niet door mij beweerd; ik verhaal alleen geschiedkundig, dat geheel Parijs, hetwelk nooit den inval gehad heeft, om eenen hond het dichterlijk talent toe te kennen, geloof slaat aan het vertelsel, dat hij de rekenkunst verstaat.’
‘Ik verdeel de menschen in vier rangen: 1o. De bekwamen en goeden. 2o. De bekwamen en ondeugenden. 3o. De