oudheid, vele en, zoo ver zijne nasporingen konden reiken, naauwkeurige aanwijzingen gegeven; en zijne staatkundige betrekking stelde hem in staat, om meer in dit vreemde land (want het voorname dezer reis betreft Perzië) te bereizen en te zien, dan wel anderen. Vooral heeft hij zich toegelegd, de Oostersche gewoonten en plaatselijke beschrijvingen, zoo als hij die zag, tot opheldering, in het bijzonder ook der H. schrift, te gebruiken; dan, wij kunnen niet zeggen, dat hij de groote verwachting, hieromtrent, zoo wel door zijne eigene voorrede, als die van den vertaler, bij ons opgewekt, genoegzaam bevredigt. Wij vonden bijna niets, dat niet reeds door anderen was opgemerkt en ter opheldering des Bijbels meer dan eens is gebruikt, behalve hier en daar iets, dat ons niet zelden voorkwam wat ver gezocht te zijn. Met bevreemding vonden wij overal, aan den voet der bladzijden, de woorden van den bijbeltekst, reeds in het Nederduitsch opgegeven, in het Latijn van de Bibl. Vulg. Lat. opgegeven: dit zal waarschijnlijk eene aardigheid of voorzigtigheid van den Franschen vertaler geweest zijn, (welken de Nederduitsche overzetter, waarom weten wij niet, op den titel meldt mede geraadpleegd te hebben) waarvan wij het nuttige niet kunnen inzien, daar wij niets hebben opgemerkt, waarin het oorspronkelijke door dezelve opgehelderd of te regt gewezen wordt. Door het misschien wat al te drok gebruik maken van deze vertaling, vinden wij dan nu ook wel eens Gallicismen in deze Nederduitsche; en nu en dan vermoedden wij, dat misschien alleen de Fransche was geraadpleegd. Eene aanteekening omtrent den oorsprong enz. der Bibl. Vulg. Lat. van den Nederduitschen Vertaler (Iste Deel, bl. 216, 217) zouden wij zeker hier niet hebben verwacht. Nu en dan ontmoetten wij eene zinsnede, die wij niet regt verstonden: wat wil b.v. de schrijver, (Iste Deel, bl. 104 in de aanteek.) daar de vertaler hem zeggen laat: dat wij ons
over den vroegtijdigen dood van den Majoor stone, Officier van zeer groote verdiensten, een weinig te laat moeten bedroeven? Wij willen geene andere proeven hier bijvoegen. Die nu begeerig is om de tegenwoordige gesteldheid van Perzië te kennen, kan dezen reiziger raadplegen, die zeker met opmerkzaamheid naspoorde, en getrouw en onopgesmukt verhaalt. ‘Perzië,’ zegt hij, en na zijne reize gelezen te hebben stemmen wij het hem gaarne toe, ‘heeft niets aantrekkelijks voor het hart. Het volk is er,