dadig uittrekken of afdraaijen en afbinden; doch, daar deze handelwijzen der oude en latere Heelkundigen van geen' goeden uitslag achtervolgd werden, is men bedacht geworden, om dezelve door andere te doen vervangen, of de bestaande methoden te verbeteren, zoo als zulks het geval is met de asbinding en afsnijding, de twee methoden, welke thans in gebruik zijn, waarvan de eerste door dubois, beclard, boyer, delpech, roux, bell, cooper, zang, meissner, bernstein en de meeste onzer vaderlandsche Heelkundigen voorgestaan wordt; terwijl dupuitren, richerand, osiander, siebold en maijer de affnijding verkiezen.
De werktuigen ter afbinding rangschikt de Schrijver in drie klassen: De 1ste klasse bevat die werktuigen, welke uit twee aan elkander gevoegde buizen bestaan, waardoor de strop om den steel van de polijp toegesnoerd wordt. De 2de die, waardoor een strikvoerder om den hals der polijp gebragt, en door een' anderen, toesnoerder genaamd, toegetrokken wordt. De 3de die, waardoor de strik door den strikvoerder om den steel gebragt, door het opschuiven van kralen of kogeltjes beklemd, en door eenig handdraaijend werktuig tot de afvalling in dien toestand gehouden wordt. - Onder de 1ste klasse brengt hij de werktuigen van levret, met de opvolgende verbeteringen van keck, laugier, buttet, contigli en clarke; het instrument van david, klet, loefler, cullerier, goertz (hetwelk aan richter toebehoort), nissen, benevens de veranderingen, welke joerg en meissner ter verbetering noodig geoordeeld hebben. Onder de 2de klasse stelt hij de werktuigen van herbiniaux, stark en dessault, met de verbeteringen van bichat, schreger, hunter en ricou. Onder de 3de behoort het door onzen landgenoot van der haar bekend gemaakte, dat van boucher, met de veranderingen van loefler en sauter, benevens het werktuig van ribke, verbeterd door maijer; uit al-