meente, die dezelve met nut gehoord en begrepen had, wenschte dezelve te bezitten.
Wat het onderwerp zelve betreft, gelooven wij gaarne, dat de schrijver vele moeite aan hetzelve lieeft besteed, en voor ons inderdaad te veel, daar wij minder op een aantal zwarigheden en bedenkingen hechten bij een zoo oud en eerwaardig verhaal, in 't welk wij de treffendste teekening vinden van al de soort van moeijelijke verzoekingen, aan welke de Heiland gedurende geheel zijn leven was blootgesteld, de treffendste trekken zijner zedelijke grootheid, en een allerleerzaamst voorbeeld voor ons; en dit zal toch wel altijd hier het wezenlijke blijven, men denke over de geschiedenis zoo als men wil. De Heer brouwer houdt het vernaalde als letterlijk alzoo gebeurd, geenszins aan het bestaan van den Satan en zijne werking op deze benedenwereld twijfelende; en hij geeft zich alle moeite, om iedere ongerijmdheid weg te redeneren uit het verhaal, zoo men het letterlijk opvat. Vier andere vooronderstellingen, tot welke hij meent, dat men de opvattingen, die van de zijne verschillen, brengen kan, wederlegt hij. Wij vonden intusschen weinig bij hem, dan hetgeen wij meermalen gehoord hadden, behalve eene gissing, dat namelijk zekere Engel morgenstar de aanstelling van den Zoon van God tot algemeen Opperhoofd van alle de Engelen en tot Heer dezer Aarde euvel zou genomen hebben. Dit zou dan de aanleiding geweest zijn tot den val van Satan en de verder door hem verleide Engelen of Duivelen. Deze gissing geeft hem dan ook veel licht, bij de opheldering der Verzoekingsgeschiedenis. Dan, deze onbewezene vreemde gissing, en geheel de ons van elders onbekende geschiedenis van den Engel morgenstar, laten wij voor rekening van den schrijver. Wij gevoelen weinig roeping, om, bij zoo ongewone verhalen, ons veel te bemoeijen met hetgeen buiten onzen kring van waarneming en onderzoek ligt, en vonden ons altijd best daarbij, meer te hechten op de kern, dan wel op den bast der noot.