schen in aanraking, en hoort allerlei gesprekken, welke, indien zij waarheid behelzen, voor de kenschetsing der Oosterlingen, en de nieuwere Geschiedenis van Egypte onder de Mammelukken, niet zonder belang zijn. Men vindt daarin onder anderen een schrikverwekkend tafereel van de onderlinge woelingen en moorden der vierentwintig Tirannen, die Egypte voorheen, onder den naam van Beys der Mammelukken, onder zich verdeelden, tot dat mohammed-ali-Pacha, door eenen verraderlijken, maar in de gevolgen heilrijken slag, alle deze bloedzuigers des Volks in ééns verplet heeft. (Het overschot is naar Nubië gevloden, en sedert omgekomen of verstrooid.) Daar deze Mammelukken zich altijd versterken door het aanwerven van vreemdelingen, zoo was anastasius, met zijne edele mannelijke gestalte en veelvuldige bekwaamheden, hun zeer welkom. Een der Beys, soliman, neemt hem in zijnen dienst; te gelijk biedt hij hem zijne dochter, en ajoub, een andere Bey, zijne zuster aan. Hij wil de laatste eerst in den Harem bespieden, maar wordt bijna betrapt, ontvliedt ter naauwer nood, en kiest nu de dochter van zijn' ouden beschermheer, die zich vrij veel aanmatigt, zoodat haar dood hem niet ongemeen
bedroeft. Allengs klimt hij op tot de waardigheden van Kaimakan en Kiaschef, of Stadhouder eener Provincie. De burgeroorlogen tusschen de Beys moesten hem dezen weg tot grootheid banen, en hij had het schitterende plan, van zelf eens Bey te worden, niet opgegeven, wordt bij eene nieuwe omwenteling te Cairo opgeofferd, moet naar Opper-Egypte vlugten, trekt van daar naar Arabië, begeeft zich naar Mecca, naar Dsjidda, heeft aldaar een avontuur met een' starrewigchelaar, gaat verder naar Syrië en tot Damaskus, stoot aldaar iemand onvoorziens van de trappen der Moskee, die een beschermeling is van een' monnik, een gunsteling van den Pacha. Hij gaat vervolgens scheep naar Konstantinopel.
Wij kunnen niet zeggen, dat deze Roman aan de hooge verwachting, welke wij daarvan, volgens de aankondigingen der Engelsche tijdschriften, hadden opgevat, tot nu toe heeft beantwoord. De Schrijver wil altijd grappig en geestig zijn; hij jaagt naar het vernuft, maar of hij het altijd bereike, is eene andere vraag. Wij zullen aan het slot moeten zien, of er eenheid in dit boek heersche; tot nu toe zijn het alles afzonderlijke lotgevallen, die slechts daardoor zamenhangen,