bank, waar zij zich kommerlijk genoeg in het leven hielden; want van de rijke lading spoelde slechts weinig aan, dat tot spijs dienen kon, maar zoo veel te meer bier, sterke dranken en wijnen. Eindelijk ontdekte men op de bank eene wel, die drinkbaar water gaf. Aan subordinatie en wet was niet te denken. De ergsten van de manschap verkozen echter spoedig zich af te zonderen naar eene andere zandbank, waar ook een aantal vaten waren aangespoeld, en alzoo vrij wat te zuipen viel. De overigen waadden nog gedurig naar het wrak, doch vonden weinig eetbaars, dat hun te stade kwam. Gelukkig bekwamen zij de groote boot, die zij zoo goed zij konden herstelden en takelden, en met welke de
schrijver van dit verhaal en 9 van de manschappen den togt zouden wagen, zoo mogelijk naar Mauritius, en gelukte dit niet, dan naar het eiland Bourbon, of Madagascar. Dit was het éénige redmiddel, en vandaar hoopte men ook den overigen hulp te zenden. Potsierlijk is de beschrijving, hoe deze mannen waren toegetakeld met dameshoeden en kleedingstukken, van het verongelukte schip opgevischt; maar roerend is de godsdienstige toespraak van Mr. aires, den Betaalmeester, aan alle de ongelukkigen, toen dit éénige redmiddel zou beproefd worden. De togt op Mauritius gelukte, doch niet zonder gevaar. Men vond daar vriendelijk onthaal en hulp. Dadelijk werd een Engelsch fregat en brik afgezonden, om de ongelukkige achtergeblevenen te redden. Onze schrijver met nog 4 zijner makkers werden medegenomen; hetwelk bleek zeer noodig te zijn, om den weg tusschen de ondiepten te vinden. Gelukkig werden op deze wijze alle de nog overgeblevene manschappen gered, en kwamen den 28sten, en dus juist drie weken na de schipbreuk, op Mauritius aan.
Geheel het verhaal is wèl geschreven, en behelst meerendeels het ambtelijk berigt, door den jongen frank, een Predikantszoon van het eiland Rugen, gegeven, die zich bij het ongelukkig geval zoo verdienstelijk heeft gemaakt, dat hij door de Directeuren der Engelsche O.I. Compagnie op de vereerendste wijze beloond, en kort daarna tot vierden Officier bevorderd werd.