Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 384]
| |
De Gevolgen der Kruistogten voor Europa. Door A.H.L. Heeren, Hoogleeraar der Geschiedenis te Göttingen, enz. Uit het Hoogduitsch vertaald en met Aanmerkingen voorzien door Steenbergen van Goor. Te Leeuwarden, bij Steenbergen van Goor. 1823. In gr. 8vo. 382 Bl. f 3-75.Ons lezend publiek heeft inderdaad groote verpligting aan den heer steenbergen van goor, niet zoo zeer nog als kundig en bekwaam vertaler van een aantal uitnemend wèl gekozene, belangrijke werken, als voornamelijk daarom, dat hij, als uitgever, zich waagt aan werken, die allezins verdienden, boven duizend andere, in onze taal overgebragt te worden, doch die, uit vreeze van geene genoegzame koopers te zullen vinden, sedert tien, twintig jaren, onvertaald zijn blijven liggen. Wie denkt hier niet, vóór alles, aan zijne onlangs uit het Engelsch overgebragte en met uitstekende noten vermeerderde Atheensche Brieven? Het werk, hier boven aangeduid, is niet minder belangrijk. Vóór zoo vele jaren reeds wekte de Latijnsche verhandeling van onzen geleerden landgenoot, Prof. regenbogen, de aandacht onder ons op, ten aanzien van de gevolgen der kruistogten. Onderscheidene verhandelaars in letterlievende maatschappijen putteden uit die bron, en maakten hunne beschouwingen ook door den druk gemeen: terwijl ondertusschen weêr een stuk van den heer wakker van zon uitkwam, in tegenovergestelden geest gestemd; alsof, namelijk, die kruistogten in hunne gevolgen even heilloos en verwoestend geweest waren, als zij in de uitvoering en bedoeling dwaas en schandelijk waren. Dan, hier te lande niet alleen, in Frankrijk, waar de gedachte eerst geopperd was, in Duitschland, waar het beste antwoord op de gedane vraag zijnen oorsprong had, werden de kruistogten meer en meer een voorwerp van behandeling. Recensent herinnert zich nog | |
[pagina 385]
| |
levendig, na de lezing van michaud's Histoire des Croisades, terstond lust gevoeld te hebben, om dat fraaije werk in onze taal over te brengen; tot welks betere voldoening hem door eenen vriend terstond nog twee nieuwe Hoogduitsche werken over hetzelfde onderwerp werden ter hand gesteld. Maar geen boekverkooper durfde zich toen aan de uitgave wagen. Dit bedroefde hem zoo wel, als het hem bevreemdde; en nog zou hij wenschen, dat iemand hand aan het werk sloeg, indien niet een onzer bekwaamste schrijvers bezig ware, zelf een oorspronkelijk werk over die zoogenaamde heilige oorlogen zamen te stellen, en tevens een ander stuk, Tafereelen uit de tijden der Kruistogten, reeds ware begonnen voor onzen landaard uitgegeven te worden. Maar hoe veel meer verwondering moet het baren, dat deze door het Fransche Instituut bekroonde verhandeling zelve niet vertaald werd! Die van villers, over de gevolgen der hervorming, was immers terstond overgezet en door elkeen gelezen. En de tegenwoordige is van niemand minder dan den geleerden heeren, dien onvermoeiden geschichtvorscher, den roem van Duitschland, den voorlichter op geheel onbekende paden van het uitgebreide veld der historie, met wiens werken inzonderheid de ijverige dorn seiffen, te Utrecht, sedert eenigen tijd, den enkel Hollandsch lezenden is begonnen bekend te maken. Inderdaad, deze verhandeling is te minder overbodig geworden door de straks genoemde stukken onzer landgenooten, omdat zij, buiten de billijk gewachte grondigheid van zulk eenen man, eenigzins het midden houdt tusschen beiden; minder ingenomenheid toonende met al de uitnemende vruchten, welke de anders sierlijke en veelomvattende regenbogen aan de kruistogten toekent, en nog meer verschillende met het somber inzigt van den heer wakker. - Wij laten, ter betere beoordeeling, den inhoud van het werk hier volgen: ‘Inleiding. Algemeene beschouwing der Kruistogten. 1. Duur en Chronologie der Kruistogten. 2. Geographische Omvang. 3. Inrigting en Organisatie. - Eerste | |
[pagina 386]
| |
Gedeelte. Staatkundige gevolgen der Kruistogten. I. Tafereel van den staatkundigen toestand van Europa, kort vóór den aanvang der Kruistogten. Wereldlijke magt. Magt der Vorsten. Klassen van den Adel en het Volk, en derzelver wederzijdsche betrekking. 1. Toestand van den Adel. 2. Toestand der Stedelingen en van het Landvolk. II. Staatkundige gevolgen der Kruistogten. 1. Voor de Hierarchie. 2. Voor de magt der Vorsten. 3. Voor den Adel. 4. Voor de Steden en den Burgerstand. 5. Voor den Boerenstand. - Tweede Gedeelte. De Kruistogten, met betrekking tot den Koophandel en de Kunstvlijt. Gevolgen der Kruistogten voor den Koophandel. Toestand van den Koophandel vóór de Kruistogten. Veranderingen in den Koophandel en de Kunstvlijt door de Kruistogten. I. Gevolgen voor den Zeehandel. a. Tot de verovering van Konstantinopel door de Kruisvaarders, in 1204. b. Sedert de verovering van Konstantinopel. II. Gevolgen voor den Landhandel. III. Gevolgen voor de Kunstvlijt. - Derde Gedeelte. De Kruistogten, met betrekking tot de Wetenschappen. I. Algemeene beschouwingen. II. Gevolgen voor de klassieke Literatuur - voor de Wijsbegeerte - voor de Aardrijkskunde - voor de Geschiedenis - voor de natuurkundige Wetenschappen en Geneeskunde. - Besluit.’ Ziedaar den omvang! Het spijt Recensent, dat hij regenbogen op dit oogenblik niet bij de hand heeft ter vergelijking. Ondertusschen herinnert hij zich een belangrijk gedeelte, dat hier niet gevonden wordt, en ook, hij moet het bekennen, niet regtstreeks werd gevorderd. Het betreft, om zoo te spreken, de ontkennende voordeelen, in zoo ver de kruistogten zouden gediend hebben, om de doorbraak van nieuwe overstroomingen onzes werelddeels door Oostersche volken te beletten. Ook zou, naar regenbogen's niet onwaarschijnlijke gedachte, de onderlinge verkeering van zoo vele grooten, uit de verschillende Europesche rijken, en hun wedijver in velerlei pracht, een deel aan de toenemende beschaving gehad hebben, waarvan wij hier geen bijzonder gewag vin- | |
[pagina 387]
| |
den gemaakt, het zij zulks minder werd gerekend, of als slechts toevallig met de kruistogten verbonden. Het opgegevene, echter, getuigt reeds van naauwkeurigheid. En inderdaad vindt men de zaken met eene nuchterheid, voorzigtigheid en grondige kennis behandeld, welke het meestmogelijk vertrouwen inboezemen. Levert het een een ander dan ook al niet zulke luisterrijke en onbetwistbare resultaten op, ten aanzien van het voordeel, door de kruistogten aangebragt, dan wij elders vinden, wat wij zoo met meer zekerheids verkrijgen is nog altijd van groot belang. De geschiedenis van den handel, een lievelingsvak van den schrijver, (vooral de landhandel) is, met weinige trekken, treffend in het licht gesteld. Veel wordt hier gevonden, dat inzonderheid den koopman, eenigzins met zijne zaak ingenomen, belang en genoegen, bij de lectuur, zal inboezemen. De bekwame uitgever en vertaler heeft hier en daar noten onder den tekst geplaatst, (schoon er ook van den schrijver zijn) deels uit regenbogen en eene Fransche verhandeling, nevens heeren met zilver bekroond, deels uit andere werken enz. geput. Zoo wij echter in dezelven iets vermisten, het is dit: dat hij ons niet eenigzins in staat gesteld heeft, om de bedoelde groote gebeurtenissen en uitkomsten meer uit ons eigen standpunt, als Nederlanders, te beschouwen. De Duitschers zijn gewoon, dit land, als een aanhangsel van het hunne, (elders een aanspoelsel van Frankrijk) naauwelijks met eenige bijzondere aandacht te verwaardigen; gelijk hier dan ook, misschien twee of drie keeren, slechts ter loops van Vlaamsche zee- of andere Nederlandsche kruisvaarders melding geschiedt. Doch gesteld ook, dat hierin geene partijdigheid doorstraalde, en ons land, als van den tweeden rang zijnde, niet gepastelijk meer in aanmerking kon komen, dan is het toch voor ons van belang, de gevolgen der geschetste gebeurtenissen, die in Duitschland en Frankrijk zoo aanmerkelijk verschilden, en het handeldrijvend Italië vooral zoo gevoelig aandeden, | |
[pagina 388]
| |
ten aanzien van dit land te kennen. De staatkunde betreffende, herinneren wij ons, daaromtrent in simon stijl's keurig werk, over de opkomst en bloei der Nederlanden, belangrijke aanmerkingen te hebben gelezen. En welk eene rol de nijverheid onzer zuidelijke landgenooten vooral reeds vroeg speelde, door de bewuste groote katastrofen zeker niet onaangedaan gebleven, heeft zelfs geene herinnering noodig. Zulke wenken, of liever verwijzingen, als wij hier bedoelen, passen, dunkt ons, in elk geschiedkundig werk, uit eene vreemde taal overgebragt. In het Nederlandsch lezende, verlangen wij blijk van belangstelling in Nederland. Zoo veel ten minste mag er de vaderlandsche pen wel toe doen, om ons te onderrigten. En Recensent, den vertaler dankende voor hetgeen hij geleverd heeft, zou met minder zelfs hartelijk zijn verheugd geweest, indien hij, daartoe zoo wèl in staat, de aangewezene manier had gevolgd. Eene algemeene slotsom geeft de schrijver niet op, en wij achten ons daartoe even min verpligt. In het algemeen dit: Gedurende omtrent twee eeuwen was er eene aanhoudende gemeenschap van heen- en somtijds weêrtrekkenden met het Oosten, vooral echter op vier hoofdmomenten. De legers waren intusschen, hoe ontzaggelijk ook, toch waarschijnlijk zoo groot niet, als wel wordt opgegeven. De beslissende verandering in den handel, door welke de hedendaagsche tot stand kwam, is niet aan de kruistogten, maar aan de latere ontdekkingen ter zee toe te schrijven. Ook bestond vroeger wel zechandel en zeevaart; maar werden zij, vooral door het gebeurde met Konstantinopel, thans grootelijks uitgebreid. Zoo heel veel geleerd zullen de woeste Europeanen op hunne togten wel niet hebben. Zoo heel snel zullen ook de lotsverbeteringen van burgers, en vooral boeren (van welke wij het minst weten), wel niet hebben plaats gehad. Met den tijd, echter, werkte het zeker. De adel verloor in magt, maar won veel in beschaving, vooral door de invoering der ridderördes. In Frankrijk werd de Koning | |
[pagina 389]
| |
magtig; in Duitschland de Keizer zwak. De PausGa naar voetnoot(*) en geestelijkheid voeren, in den beginne, zeer wèl bij deze togten; maar in het vervolg werd het ligt hun gedeeltelijke ondergang. De nijverheid en wetenschap, de rijkdom en het genot bloeiden, hier vroeger, daar later, op den omgewoelden grond; zoo vele nieuwe zaden van kennis en kunst inzonderheid, uit het meer beschaafde Oosten aangebragt, enz. enz. enz. |
|