halingen zijn daardoor veroorzaakt, die de lezing niet veraangenamen.
Dit deel behelst tien Leerredenen van onderscheidene waarde, en vijf Overdenkingen. Zie hier de belangrijke onderwerpen der Leerredenen. De bede van Jezus voor zijne moordenaren; de vergelding der grootste liefde met den bittersten haat; de twee misdadigers met Jezus gekruist; de zorg van den gekruisten Jezus voor zijne geliefden; de klagt van Jezus aan het kruis, beschouwd als eene diepe verborgenheid; het door Jezus gelukkig volbragt werk na zwaren strijd; de roemrijke dood van Jezus, als het beste middel, om ook zoo te sterven; de verheerlijking van Jezus in zijnen dood; het doorsteken der zijde van Jezus, en zijne begrafenis en de verzegeling van het graf.
Het opschrift der eerste zagen wij liever dus gesteld: ‘bede van Jezus voor zijne vijanden;’ maar vooral hadden wij het denkbeeld, dat dit een gebed was voor de natie, een gebed van Hem, wien God altijd hoorde (Joh. XI: 42), een gebed, dat dus ook verhoord is, blijkens het aanbod der vergiffenis, zeven weken na dezen dood, aan datzelfde volk, dat alleen aan deszelfs verharding en verwerping der genade, die deszelfs misdaad vergaf, zijn ongeluk te danken had, - dit denkbeeld hadden wij gaarne meer uitgekomen gezien; dan ware ten minste die, in ons oordeel, altijd lamme paraphrase van dit onvergelijkelijke: ‘Vader! vergeef het hun!’, in de 5de aanmerking, weggebleven. - Het opschrift der leerrede over de klagte van Jezus aan het kruis maakte ons naar dezelve nieuwsgierig. Wij vonden, in deze leerrede, wel eens strijdigheid met de voordragt in andere, ja, in dezelfde, verwarring van denkbeelden. Indien men, vragen wij onpartijdig, op eene zoodanige wijze den Heiland klagen laat, als hier, bl. 176: ‘ach! hoe is het voor uw vaderhart mogelijk geweest, uw aangezigt zoo voor mij te verbergen! hoe zwaar valt het voor mijn hart, zulk een lijden te verduren!’ vergeet men dan niet, dat het lijden van Jezus oogenblikkelijk geëindigd zoude worden, en