Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1824
(1824)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 366]
| |
zonderlinge Titel, en ten tweede de Voorrede van Prof. heringa. De eerste herinnerde ons de leerrede van zekeren Predikant, die bij het behandelen der woorden: ‘zijt in geen ding bezorgd,’ in het eerste deel zijner rede onderzocht, wat een ding, en in het tweede, wat geen ding was. En de tweede konden wij eeniglijk begrijpen, toen het ons bleek, dat de Professor slechts een gedeelte van het werk in afgedrukte bladen gelezen had. Het boek is geheel in den tegenwoordigen Engelsch-godsdienstigen geest. Het plan is voortreffelijk: twee verstandige, brave, werkzame en godsdienstige jonge lieden vormen de opregtste vriendschap; een van dezen geraakt op den dwaalweg, en wordt eindelijk geheel liederlijk en oudeugend. Zijn godsdienstige vriend verlaat hem niet, hoewel van hem verwijderd; hij doet hem zelfs gewigtige diensten, die evenwel slechts voor eenen korten tijd indruk maken, maar den verdwaalden niet verbeteren. De bekeeringsgeschiedenis zal in het volgend deel wel volgen. Dan, onzes inziens, is de teekening van den verleiden jongeling niet menschkundig; de verleidingen zijn te zwak, om zoodanig te werken, bij zulke vroegere gewoonten en beginselen. Ook moest de andere vriend aan soortgelijke verzoekingen zijn blootgesteld geweest. Daarenboven zijn de grenzen tusschen goed en kwaad hier niet scherp genoeg geteekend. De wereld gebruiken, zonder dezelve te misbruiken, is toch ook eene Christelijke les en pligt. Het is den Godsdienst niet voordeelig, den jongen mensch ieder geoorloofd vermaak te willen betwisten. Hoe overdreven zijn b.v. de woorden van den teregtwijzenden vriend, en hoe onmenschkundig: ‘Naar het oordeel van de beste en verstandigste menschen, is het tooneel het poppenspel des levens - de school der ondeugd - de poel der ongebondenheid - de sterkste vesting van den God dezer wereld - het voorportaal des verderfs. Met dit gevoelen vereenig ik mij volkomen. Gij noemt het tooneel de school der zeden. Wijs mij iemand, die door hetzelve is verbeterd!’ Waarlijk, wij dachten eerst, dat wij hier bordeel en geen tooneel moesten lezen. Doch wij willen op het tweede deel wachten, waarbij misschien dusdanige en andere bedenkingen kunnen wegvallen, of althans zeer verzacht worden. - De goede uitvoering verdient lof. |
|