even zoo goed als voor capadose zelv' verloren zijn. Wij hadden dus ongetwijfeld gezwegen, indien wij niet oordeelden, ons van deze gelegenheid te moeten bedienen, om den Schrijver ronduit te verklaren, dat geene nieuwe bijdragen of toelichtingen ons na dezen tot eenig antwoord hoegenaamd zullen uitlokken. Voor het overige zullen wij het bij het volgend proefje laten berusten, dat volkomen geschikt is, om den Schrijver in alle zijne verstandelijke waarde te doen kennen, en overtuigend te bewijzen, hoe geschikt hij is, om vooral als Nederduitsch Autheur op te treden:
Bl. 8, 9. ‘Het derde door den Recensent gekozen voorbeeld begint met deze woorden:
“Christen! waakt ende bidt!” hierop zegt de Recensent in parenthesi “1. waak en bid!” foei! dat had bilderdijk u toch beter moeten leeren. Op deeze ezelachtige betweeterij zou ik kunnen andwoorden, dat zoo lang ik het Evangelie lezen kan in de gezegenden (!) Staten-Vertaling, die zoo zichtbaar de teekenen draagt van Gods goedkeuring, ja, niet dan onder het gedurig afsmeken van licht en kracht van boven ondernomen, voortgezet en voltooid werd, ik mij aan deze vertaling hoop te houden en dus voor als nog niet van sints (NB!) ben, (ook dan niet, wanneer ik een enkel persoon aanspreek) het slappe en nieuwmodische waak en bid van den Recensent te gebruiken, in plaats van de krachtige uitdrukking waakt ende bidt, nemende gaarne zulk eene (!) Archaismus voor mijne rekening.’ Enz. enz. nam ohe jam satis est.